Een robot die net niet helemaal op een mens lijkt, daarvan krijgen we de kriebels. Dat blijkt eens te meer uit een onderzoek waarbij proefpersonen tachtig robotgezichten mochten beoordelen op vriendelijkheid.
Sommige robots vallen in de uncanny valley, de gevreesde valkuil voor robotontwerpers. Robots in deze categorie zien er realistisch uit, maar zijn toch niet helemaal levensecht. Die combinatie heeft een huiveringwekkend effect op mensen. Robots die minder realistisch zijn, óf juist wel levensecht lijken, leveren geen probleem op. Maar de schemerzone tussen menselijk en robotachtig jaagt ons de stuipen op het lijf.
Balanceren
‘Het is steeds belangrijker dat we begrijpen op welk punt van de grafiek een robot staat,’ zegt Maya Mathur, biostatisticus van de Stanford Universiteit in Californië. Robotontwerpers kunnen daarmee voorkomen dat mensen een onaangenaam gevoel krijgen wanneer ze de robot zien.
‘Robots veranderen van een element uit een technologische omgeving naar iets dat deel uitmaakt van onze sociale omgeving,’ zegt Mathur. ‘Een robot die er menselijk uitziet, balanceert altijd tussen griezelig en sympathiek. Dat is iets dat we moeten begrijpen.’
Akelig realistisch
Mathur en haar collega David Reichling van de universiteit van San Francisco selecteerden tachtig robotgezichten. Dit liep van de cartoonachtige MIT-robot Kismet tot de akelig realistische BINA48. De onderzoekers lieten 66 mensen de gezichten indelen op een schaal van 1 tot 100, gebaseerd op hoe mechanisch of menselijk ze eruitzagen. Daarbij moesten zij ook aangeven hoe prettig het zou zijn om elke dag met dit gezicht in aanraking te komen.
Vriendelijksscore
In de afbeelding hiernaast zijn de robotgezichten gerangschikt op de indeling die de proefpersonen maakten. De onderzoekers ontdekten dat veronderstelde vriendelijkheid van de robots, nauw overeenkwam met de lijn van de uncanny valley. Bij gezichten die veranderen van totaal mechanisch naar mensachtig, gaat de vriendelijkheidsscore eerst omhoog, dan plotseling naar beneden en vervolgens weer terug omhoog.
Bij een tweede reeks experimenten deden 92 nieuwe vrijwilligers een vertrouwensspelletje met de robotgezichten. De deelnemers kregen fictief 100 dollar en moesten een deel hiervan aan de robot geven. De robot zou dit geld investeren en zo verdrievoudigen. Vervolgens zou de robot bepalen hoeveel geld hij terug gaf aan zijn menselijke spelmaatje.
Het bedrag dat de deelnemers aan de robot gaven, volgde het patroon van de uncanny valley. Daarnaast leken hun beslissingen ook bepaald door andere factoren, zoals het veronderstelde geslacht van de robot. ‘Uit onze data blijkt dat de uncanny valley echt bestaat. Het is een reëel en tastbaar probleem,’ zegt Mathur.
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees verder: