Ouderen zijn best bereid om te investeren in nieuwe communicatiemiddelen, zolang ze duidelijk zicht hebben op de voordelen. De kosten zijn van minder belang.
“Zodra 65-plussers de voordelen zien van nieuwe communicatiemiddelen als internet en ervan overtuigd zijn dat ze daar ook gebruik van willen maken, zijn ze zeker bereid de benodigde apparatuur aan te schaffen,” concludeert promovenda Anne-Sophie Melenhorst in haar proefschrift. Gedurende haar promotie aan de Technische Universiteit Eindhoven onderzocht zij de redenen van ouderen om nieuwe communicatietechnologie wel of niet aan te schaffen.
Het internetgebruik onder ouderen heeft de laatste jaren een flinke vlucht genomen. In de groep van 55 tot 64 jarigen e-mailde in 2000 reeds zo’n 26 procent, ten opzichte van 9 procent in 1998. In de leeftijdscategorie 65+ is het internetgebruik minder populair. Slechts 9 procent van de ouderen in deze leeftijd surfte in 2000 op het net. Niettemin is ook in deze groep het internetgebruik sterk in opkomst. “Bij de tijd blijven en contact houden met dierbaren ver weg (bijvoorbeeld in Australië of Canada) zijn een goede reden zijn om een computer aan te schaffen,” legt Melenhorst uit. “Ook leeftijdsgenoten die al on-line zijn, vormen een goede motivatie.”
Kosten en baten
De promovenda ondervroeg in totaal zo’n zeventig proefpersonen in de leeftijd van 65 tot 80 jaar. Ze stelde een kosten-baten analyse op en vatte deze samen in drie belangrijke voorwaarden voor aanschaf. Onder de kosten vallen niet alleen het bedrag dat voor de apparatuur betaald moet worden, maar ook fysieke of mentale investeringen, zoals het leren omgaan met de apparatuur. De voordelen van het nieuwe medium moeten allereerst aansluiten bij de wensen van de oudere gebruikers. Om te voorkomen dat mensen denken dat deze voordelen ontbreken, moeten ze duidelijk aanwezig zijn. Tenslotte moeten ook de kosten duidelijk zijn. Zo weten mensen waar ze aan toe zijn en blijven er geen twijfels achter over de gevolgen van hun aanschaf.
De resultaten van het onderzoek weerleggen de huidige opvatting dat vooral de financiële of fysieke inspanning van het computergebruik van doorslaggevend belang is. “Ik denk dat het een misvatting is te veronderstellen dat alleen vergemakkelijking van ‘de knopjes’ ouderen zou stimuleren van nieuwe technologie te profiteren, hoewel de drempel natuurlijk zo laag mogelijk moet zijn. Maar dat geldt voor iedereen, niemand wil iets doen zonder dat het iets oplevert,” besluit Melenhorst. De stelling ‘Ouderen zijn jongeren op leeftijd’ in haar proefschrift is wat dat betreft volledig op zijn plaats.
Sabrine Caspers