Iris Sommer, hoogleraar psychiatrie aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht, bestudeert hoe psychoses en andere hersenaandoeningen werken.
Vorig jaar verscheen van haar hand het boek Haperende hersenen, waarin ze een overzicht geeft van verschillende hersenaandoeningen, de oorzaken en de impact voor zowel de patiënt als zijn omgeving. Liever dan op behandelmethoden zet Sommer haar kaarten op preventieve behandeling. ‘De grootste winst is te halen door er zo vroeg mogelijk bij te zijn.’
Hoe zien hersenen eruit? Zijn ze grijs en grauw zoals we ze kennen van de plaatjes?
‘Nee, levende hersenen zijn prachtig! Ze zijn roze, met een heel mooi netwerk van rode en blauwe adertjes eroverheen. Daarover ligt dan weer een glanzend vlies, als een soort zijden sjaaltje dat beweegt, het klopt zachtjes.’
Hersenen bewegen?
‘Ja, ze gaan mee met de hartslag. Ik zag ze pulseren terwijl ik tijdens een operatie over iemands schouder stond te kijken. Dat is echt een voorrecht. Als geneeskundestudent mag je een kijkje in de keuken nemen op allerlei afdelingen. Ik had het geluk dat ik ook bij de neurochirurg terechtkon. Daarvoor kende ik hersenen alleen van het practicum in de snijzaal. Dode hersenen zijn kaarsvetachtig, grauw en wit. Niet wat je noemt een mooi orgaan.
‘Toen ik voor het eerst levende hersenen zag, dacht ik: ‘O, is dat het orgaan dat we bestuderen.’ Dat was echt een eyeopener. Ik heb dat oude grauwe beeld vervangen door zalmroze met een glanzend gaasje eromheen, pulserend. Als ik nu een scan sta te bekijken van iemands hersenen, heb ik dat beeld voor ogen. Dat mooie beeld.’
Is dat het moment waarop u verkocht was voor het hersenonderzoek?
‘Dat geloof ik niet. Wat mij het meest gegrepen heeft, is toen ik mensen met een psychose sprak. Die hoorden stemmen of zagen dingen die er niet zijn. Dat was iets waar ik echt verder mee wilde. Toen vond ik mijn draai in de psychiatrie.
‘In eerste instantie zijn het dus mensen die ik onderzoek, niet hersenen. Maar als je iets voor die mensen wilt kunnen betekenen, moet je weten waarom ze bepaalde klachten hebben. Om de klachten te kunnen bestrijden is het belangrijk te begrijpen wat er in de hersenen gebeurt. Ik hoop dat we uiteindelijk een preventieve behandeling kunnen ontwikkelen om in een vroeg stadium allerlei hersenaandoeningen te voorkomen.’
Krijgen veel mensen met een hersenaandoening te maken?
‘Echt heel veel. Wel 38 procent van de mensen heeft op een gegeven moment in zijn leven een aandoening of beschadiging van het brein. Meer dan kanker en hart- en vaatziekten samen. Daar wordt te weinig bij stilgestaan, terwijl elke hersenaandoening verstrekkende gevolgen kan hebben. Het is iets waar mensen misschien wel het meeste hinder van hebben.’
Meer hinder dan van twee gebroken benen?
‘Ja, want het raakt wie je bent. Je persoonlijkheid kan veranderen, je kunt er opvliegend van worden of teruggetrokken. Je stemming verandert, depressies, hyperactiviteit, noem maar op. Bovendien kan het je vermogen om te communiceren aantasten.
‘Neem de ziekte van Parkinson: veel patiënten kunnen op een gegeven moment nauwelijks meer praten, terwijl ze wel alles verstaan. Daarnaast krijgen ze een vlakke gezichtsuitdrukking: dan denkt bezoek dat ze tegen de muur zitten te praten en blijven ze weg.
‘Mensen met parkinson hebben ook vaak een raar loopje. Dat vinden buitenstaanders eng. Als ze meer kennis hadden, zouden ze begrijpen hoe het zit en de rare dingen accepteren. Daarom vond ik het ook zo belangrijk een toegankelijk boek als Haperende hersenen te schrijven. Dat boek heeft nu al de achtste herdruk. Ik ben heel erg blij dat het zo veel gelezen wordt.’
Lees het hele interview uit New Scientist 32 op Blendle (€ 0,89).
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.