De gevolgen van een aardbeving zijn ook te meten: met de schaal van Mercalli.

Het KNMI wil naar aanleiding van de aardbeving van afgelopen zaterdag de diepere aardlagen en breuklijnen rond Roermond in kaart brengen. In augustus gaat het instituut met explosieven seismologische proeven doen in Roermond zelf, in 2002 is het gebied rond Kunrade aan de beurt. Wat kunnen ze nu eigenlijk meten?

De schaal van Richter kennen de meeste mensen wel. Daarmee kan je de kracht van een aardbeving meten. Hoe sterker de trillingen, hoe groter de afstand is waarop een aardbeving waarneembaar is en des te hoger is de seismologische uitslag op de schaal van Richter. Als de schaal met één punt stijgt, gaat de sterkte van de beving met een factor tien omhoog.

De schaal van Mercalli heeft wat minder bekendheid. Deze schaal, die de Italiaan Mercalli in 1902 introduceerde, geeft de intensiteit van een aardbeving weer. Dit is een aanduiding voor wat de effecten zijn op mensen, voorwerpen, gebouwen en landschap.

Deze intensiteitschaal loopt van I tot XII. Van de eerste categorie merken mensen niets, alleen seismologische instrumenten kunnen de trillingen voelen. De laatste categorie is buitengewoon catastrofaal. De intensiteit van de aardbeving neemt af naarmate je verder van de kern (het epicentrum) van de aardbeving verwijdert bent.

Er bestaat geen vaste verhouding tussen de twee schalen. De diepte van het epicentrum is bepalend voor de uitslag van beiden. Een diepe zware aardbeving (schaal van Richter) voelen mensen minder intensief (schaal van Mercalli), maar de trillingen kun je wel over een relatief groot gebied waarnemen. Van een zwakke ondiepe aardbeving merken mensen juist erg veel, terwijl het gebied van de aardbeving kleiner is.

Jocelyn Berdowski