De discussie in hoeverre klimaatverandering aan de mens te wijten is, kan onmiddellijk beslecht worden door een eenvoudige vergelijking op te stellen. Dat betoogt futuroloog en Antropoceen-analist Owen Gaffney.
Homo sapiens is tegenwoordig een rivaal van de grote natuurkrachten. De mensheid is een primaire factor in de verandering van de aarde. Industriële samenlevingen veranderen de planeet op een schaal vergelijkbaar met de inslag van een planetoïde.
Dergelijke kreten worden vaak gebruikt als beschrijving van het Antropoceen: het voorgestelde nieuwe geologische tijdperk waarin menselijke activiteit de omgeving nadrukkelijk vormt. Maar is het mogelijk om dit soort statements wiskundig te formaliseren? Ik denk van wel, en ik geloof bovendien dat je op die manier een ondubbelzinnig beeld creëert van de risico’s die industriële samenlevingen nemen in een tijd waarin actie essentieel is.
Samen met Will Steffen van de Australian National University heb ik een Antropoceen-vergelijking opgesteld. Daarbij volgden we de stelregel om alles zo eenvoudig mogelijk te maken, maar niet nog eenvoudiger dan dat. De vergelijking beschrijft de veranderingssnelheid van het ondersteuningssysteem van het leven op aarde. Componenten van dat systeem zijn de atmosfeer, oceanen, bossen, moeraslanden, waterwegen, ijskappen en de fabuleuze diversiteit aan levende wezens.
Vier miljard jaar lang was de veranderingssnelheid van het aardsysteem (E) een complexe functie die afhing van astronomische (A) en geofysische (G) krachten, gecombineerd met inwendige dynamiek (I). De baan van de aarde rond de zon, zwaartekrachtsinteractie met andere planeten, de warmteafgifte van de zon, botsende continenten, vulkanen en evolutie: het speelde allemaal een rol.
De veranderingssnelheid is de laatste tijd allesbehalve stabiel geweest. Als we de laatste 7000 jaar als basislijn nemen, nam de wereldtemperatuur tot voor kort af met 0,01 °C per eeuw. De laatste 45 jaar neemt de temperatuur toe met 1,7 °C per eeuw – 170 keer de basislijn in omgekeerde richting. De 12 warmste jaren sinds het begin van de metingen hebben allemaal vanaf 1998 plaatsgevonden.
De koolstofuitstoot in de atmosfeer is vermoedelijk de hoogste in 66 miljoen jaar, toen de niet-vliegende dinosauriërs deze aardkloot verlieten. Het verbijsterende verlies aan biodiversiteit de afgelopen decennia zette wetenschappers in 2015 aan tot een pleidooi dat het Antropoceen de derde fase van de evolutie van de aardbiosfeer markeert, als opvolger van de microbiële fase, die 3,5 miljard jaar geleden begon, en de metazoïsche fase, die 650 miljoen jaar geleden begon met de Cambrische explosie.
Als we dit alles in de vergelijking meenemen, concluderen we dat de veranderingssnelheid van het aardsysteem de laatste veertig tot vijftig jaar een functie is die enkel en alleen afhangt van industriële samenlevingen (H):
In de vergelijking naderen astronomische en geofysische krachten tegenwoordig een waarde van nul vanwege hun langzame aard of zeldzaamheid. Dat geldt ook voor de aardinwendige dynamische factoren. Al deze krachten oefenen nog steeds druk uit, maar momenteel in orden van grootte die lager liggen dan de menselijke impact.
Dit is een boude stelling. Maar als je de situatie op deze manier bekijkt, verdwijnen discussies over menselijke versus natuurlijke oorzaken. In 2016 tastte een enorme El Niño het wereldklimaat aan. Dit wordt echter gecompenseerd door de koudere La Niña. Samen resulteren deze factoren – gerekend over ongeveer een decennium – in een netto veranderingssnelheid van het aardsysteem van nul.
We moeten ons zorgen maken. De laatste 2,5 miljoen jaar bevond de aarde zich in een tamelijk ongewone periode van potentiële instabiliteit. De planeet slingerde heen en weer tussen ijstijden en warme perioden, interglacialen genaamd. We leven allerminst op een planeet die uiterst veerkrachtig is. We leven op een planeet die een geweer op zich heeft gericht met een heel gevoelige trekker. Industriële samenlevingen knoeien met de knoppen, in slaap gesust als ze zijn door de ogenschijnlijke stabiliteit van het Holoceen de afgelopen 11.700 jaar. Per ongeluk hebben we het aardsysteem uit de interglaciale envelop gehaald. Van daaruit razen we af op onontgonnen terrein.
De veranderingssnelheid van het aardsysteem moet zo snel mogelijk naar nul teruggebracht worden. De komende jaren kunnen het traject voor millennia vastleggen. Toch gaan de dominante neoliberale economische systemen nog steeds uit van Holoceen-achtige randvoorwaarden: eindeloze voorraden op een eeuwige planeet. In plaats daarvan hebben we behoefte aan een biosfeer-positieve Antropoceen-economie. Economische ontwikkeling moet zorgen voor koolstofopslag in plaats van -uitstoot, biodiversiteit vergroten in plaats van vernietigen en water en grond zuiveren in plaats van vervuilen.
Het is onvoorzichtig om de grote hoeveelheid bewijs te negeren die wijst op vergaande risico’s. Deze situatie doet zich echter wel voor in deze moeilijke geopolitieke tijd, waarin zowel op feiten gebaseerde wereldbeelden als internationale samenwerkingsverbanden worden betwijfeld. Dat is nergens zo duidelijk gebleken als in de VS de afgelopen weken.
Het is misschien verrassend dat Stephen Bannon, strateeg en ideoloog in het Witte Huis, in de jaren 90 CEO was van Biosphere 2. Dit was een project in Arizona dat streefde naar de creatie van een kunstmatige habitat voor mensen, deels om mogelijke ruimtekolonisatiemissies van informatie te voorzien. De delicate balans tussen mens en natuur in Biosphere 2 sloeg echter snel om in chaos en het experiment werd in 1994 gestaakt.
Voor biosfeer 1 – de aarde – is er nog niet zulk kortetermijngevaar, maar voor de mensen die erop wonen wel. Je zou zeggen dat er niet méér op het spel zou kunnen staan, maar toch staat kritieke kennis en actie die voor stabiliteit vereist is op het punt om bijkomende schade te worden in de hedendaagse oorlog tegen feiten. Onwetendheid en onzekerheid zijn echter niet langer rationele excuses voor inactiviteit. De wiskunde laat onomstotelijk zien wie verantwoordelijk is voor de huidige klimaatverandering.
Owen Gaffney is Antropoceen-analist aan het Stockholm Resilience Centre bij de universiteit van Stockholm, Zweden.