De wereld mag dan boos op hem zijn, en het is natuurlijk verschrikkelijk wat hij heeft gedaan, maar ergens voel ik toch ook een zekere bewondering voor hem. De kleine bacil EHEC, die de hele wereld in beroering bracht.

U moet weten: EHEC is de saaiste bacterie die we kennen. Het is gewoon de darmbacterie Escherichia, gaap, coli. Een ‘probiotische’ bacil, een goeie lobbes die ons helpt bij de spijsvertering. Die, leg dat maar eens uit in Duitsland, momenteel wordt getest als medicijn tegen aandoeningen uiteenlopend van diarree tot colitis ulcerosa.

Maar de ontdekker van de bacil, de Duitser Theodor Escherich, wist al in de 19e eeuw: je kunt er net zo goed doodziek van worden. Dat maakt hem de Dr Jeckyll en Mr Hyde in uw darmen; zet een paar genetische schakelaars om, en je hébt me toch een monster.


* Ongelooflijk maar waar: EHEC bouwt een
stoeltje voor zichzelf op de darmwand.

In een vakartikel zette een microbioloog genaamd James Kaper eens op een rij wat je dan krijgt. Ja, EHEC – de afkorting staat voor het potjeslatijnen enterohemmorrhagische E. coli.

Maar ook EPEC: enteropathogene E. coli. En ETEC: enterotoxigene E. coli. En EIEC (entreoinvasieve E. coli), DAEC (diffuus-adherente E. coli), UPEC (uropathogene E. coli), AIEC (adherent-invasieve E. coli), NTEC (necrotoxische E. coli) en MNEC (meningitis-geassocieerde E. coli).

De E. coli in Duitsland mogen we dan EHEC noemen, inmiddels is duidelijk dat de bacil in feite een EAEC is: entero-aggregatieve E. coli. Hij draagt immers 93 procent van het dna van een EAEC die in Afrika voor diarree zorgt.

Zware laboratoriumnamen allemaal, ik vind het knap als u het tot dusver heeft kunnen volgen. En dat is niet waarom geleerden hem met stiekeme bewondering aanduiden met termen als ‘ingenieus’, ‘slim’ en ‘zeer interessant’.

Dat komt omdat EHEC (of EAEC) tot de tanden is bewapend met allerlei wonderlijke moleculaire luikjes, pijlen, pompjes, zuigertjes en giftanden. Die heeft hij gepikt van allerlei andere beruchte darmbacillen. En het maakt hem een soort Rambo van de buikholte.

Een geharde marinier, gemaakt om buiten het lichaam te overleven. Nog vorige maand beschreven biologen in het vakblad International Journal of Food Microbiology hoe ze de bacterie hadden proberen dood te koelen. De bacil zette doodleuk 21 anti-kou-eiwitten in – en zat de experimenten uit.

Een Australisch-Brits-Iers team dompelde de bacterie intussen in een zuurbad. Ook daar kon hij tegen, ditmaal door tientallen genen aan te schakelen die er onder meer voor zorgde dat de bacterie extra mangaan en ijzer opnam, nodig om zijn eiwitten te harden tegen verzuring. Vandaar dat de bacil overleeft in mayonaise, yoghurt en zelfs ketjap, schreven de onderzoekers ietwat onthutst in de vakpers.

Weer anderen ontdekten dat sommige stammen extra groeien door stikstofatomen te jatten van hun omgeving, en dat veel EHEC’s zich aan de darmwand hechten door een soort zitkuipje te maken waar ze precies in passen – de Duitse bacil moest het typisch genoeg zonder die vaardigheid stellen.

Eenmaal binnen begint de kermis pas goed. De EHEC trekt dan een soort moleculaire machete waarmee hij beschermende darmhaartjes wegkapt, zodat hij beter bij de darmwand kan. Daarna gebruikt hij een injectienaald om gif in de bloedbaan te brengen. Dat gif heeft hij gepikt van de dysenterie-veroorzakende bacterie Shigella dysenteriae, nou, dan weet je het wel.

Hem bombarderen met antibiotica dan maar? Slecht idee. EHEC beschikt over een arsenaal van pompjes waarmee hij antibiotica naar buiten kan kieperen. En mocht hij een middel tegenkomen waarop hij wel reageert, dan heeft hij weer een andere geniepige truc. Onderzoekers vermoeden dat hij dan zijn genetisch materiaal verpakt in een virus, en dat lanceert, op zoek naar de volgende bacterie.

Bizar eigenlijk. Het ene moment heb je nog een brave E. coli in je darmen, een modelburger van ons spijsverteringskanaal. En het volgende moment word je vanaf je bosje taugé of wat het ook is besprongen door een brullende horde wildemannen die je prompt veranderen in een brakende, bloed poepende ziekenhuispatiënt.

Opeens moet ik denken aan al die onderzoekers die in de weer zijn met nanotechnologische apparaatjes, zelfgebouwde moleculen en genetisch gemodificeerde organismen. Wat zijn we toch knap, wat kunnen ze al veel.

Maar diep vanuit onze ingewanden klinkt een rauwe lach. En citeert een koor van stemmen pesterig Victor Hugo: ‘De natuur kent het grote geheim, en glimlacht’.