Een in Noord-Soedan gevonden meteoriet is vermoedelijk een overblijfsel van een protoplaneet uit de beginperiode van het zonnestelsel. Uit deze protoplaneten zijn later de aarde, Mercurius, Venus en Mars ontstaan.
Om deze ontdekking in perspectief te plaatsen, moeten we ruim 4,5 miljard jaar terug in de tijd. In die periode ontstond uit een krimpende en draaiende wolk van gas het zonnestelsel.
Dat zag er niet meteen zo uit als nu. De piepjonge zon werd in zijn eerste miljoenen jaren omringd door een paar honderd objecten die ongeveer zo groot waren als dwergplaneet Pluto. Deze planetaire embryo’s waren behoorlijk druistig: ze botsten op elkaar en op de zon, klonterden samen en werden soms zelfs uit het stelsel weggeslingerd.
Uit al die activiteit ontstonden enkele tientallen ‘protoplaneten’ waarvan de grootte varieerde tussen die van de maan en Mars – stuk voor stuk dus kleiner dan de aarde. Het geharrewar van die planetaire pubers leidde uiteindelijk tot de vorming van de binnenste vier planeten in het huidige zonnestelsel: Mercurius, Venus, de aarde en Mars. Daarna werd het eindelijk rustig.
Tenminste, dat vermoeden astronomen op basis van simulaties. Er was nooit tastbaar bewijs dat moeder aarde inderdaad door tientallen hyperactieve kinderaardes is voorafgegaan.
Ureilieten
Nu denkt een Zwitsers-Frans-Duits onderzoeksteam voor het eerst zulk bewijs in handen te hebben. De onderzoekers bestudeerden brokstukken van 2008 TC3, een enkele meters grote planetoïde die in 2008 in duizenden stukjes neerstortte in het huidige Noord-Soedan.
Die brokstukken worden samen aangeduid als de Almahata-Sitta-meteoriet. Deze meteoriet behoort tot de zogeheten ureilieten: een meteorietensoort waarbij de stenen opvallend veel kleine diamantjes bevatten.
De herkomst van ureilieten is onzeker. Een gangbare theorie is dat ze afkomstig zijn van een protoplaneet. Bij een van de vele botsingen in het jonge zonnestelsel zou dan een stukje van die protoplaneet het heelal in zijn geslingerd, om na een miljarden jaren durende zwerftocht als planetoïde uiteindelijk in de Noord-Soedanese woestijn te belanden.
Hoge druk
Het nieuwe meteorietonderzoek, gepubliceerd in vakblad Nature Communications, ondersteunt dat idee. Met een elektronenmicroscoop – een verrekte nauwkeurig apparaat – analyseerden ze piepkleine stukjes kristal die ze in de diamantjes van de Almahata-Sitta-meteoriet aantroffen. Ze ontdekten dat de diamantjes zich bij een druk van meer dan 20 gigapascal moeten hebben gevormd.
Een dergelijke hoge druk vind je niet in kleine ruimteobjecten zoals planetoïden – daar heb je wat zwaarders voor nodig. De onderzoekers concluderen dat de diamantjes zijn ontstaan in de kern van een protoplaneet ter grootte van Mercurius. Daarmee zou de meteoriet het eerste tastbare bewijs zijn voor het bestaan van een protoplaneet die de aarde voorafging.
Eén zwaluw maakt nog geen zomer – daar is in dit geval een hele meteorietenzwerm voor nodig. Meer onderzoek naar ureilieten is dus nodig om de protoplanetaire herkomst verder te ondersteunen. Ook kunnen ruimtemissies naar verre, onaangetaste planetoïden meer licht werpen op de beginperiode van het zonnestelsel.