Recent onderzoek suggereert dat vrijkomend ozongas wel eens een aanwijzing voor een aanstaande aardbeving kan zijn.

Voorafgaand aan een aardbeving groeit langzaam maar zeker de druk in onderaardse gesteenten. Hoogleraar Raúl A. Baragiola van de University of Virginia heeft gemeten wat er gebeurde als hij allerlei mineralen en gesteenten verpulverde of er gaten in boorde. Hij zag dat gesteenten dan variërende hoeveelheden ozon produceren. Vooral het vulkanisch gesteente ryoliet scoorde goed, maar ook uit graniet, basalt en kwarts gaven ontweek ozon. De ozonvormende reactie vond plaats in gasmengsels nabij het gesteente. Dat gas moest dan wel zuurstof of andere zuurstofhoudende verbindingen zoals koolstofdioxide bevatten, zo melden Baragiola en zijn medewerkers in Applied Physics Letters.

Onweersbuien
Baragiola startte met zijn onderzoek vanwege de anekdotische verhalen over dieren die zouden reageren op een aardbeving. Ozon, bestaande uit drie zuurstofatomen, ontstaat door elektrische ontladingen in de lucht. Het is vooral bekend doordat het bij onweersbuien ontstaat en een prikkelende geur heeft. Daarop bedacht Baragiola dat dieren misschien reageren op een verhoogde ozonconcentratie, als er elektrische ontladingen optreden in rotsen die het begeven.

Er moeten nog vele metingen volgen om een duidelijk positief verband te bewijzen tussen ozonconcentraties aan het grondoppervlak en nabije geologische breuken of bevingen. Baragiola droomt al van netwerken van ozondetectoren die een gebied in de gaten houden. De toepasbaarheid is dan niet beperkt tot aardbevingsgebieden: bij aardverschuivingen en voorafgaand aan rampen bij tunnelaanleg en in ondergrondse mijnen kan volgens Baragiola door stress eveneens ozon uit de bodem ontwijken.

Erick Vermeulen