Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun hele carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Geert ten Dam, hoogleraar onderwijskunde en voorzitter van de Universiteit van Amsterdam.
‘In de onderwijskunde is er veel discussie – en soms zijn er zelfs hoogoplopende controverses – over welke onderwijsmethodes al dan niet werken. Het was 2009, ik zat in de Onderwijsraad en de KNAW had een vergelijking gemaakt van de rekenprestaties van leerlingen bij de verschillende rekenmethoden. Er was toen veel debat over traditioneel versus realistisch rekenen. Wat bleek? Er werden geen noemenswaardige verschillen gevonden tussen leerlingen die met de ene dan wel met de andere methode werkten. Doorslaggevend was of de leraar met de methode uit de voeten kon. Dat was voor mij echt een eyeopener.
‘Het gaat dus niet alleen om een bepaalde methode; de crux zit hem in de specifieke uitwerking van de didactiek en de interactie tussen leraar en leerling. Dit speelt een veel grotere rol dan de algemene rekendidactische principes. Het draait uiteindelijk om de vraag hoe een methode of vernieuwing landt in de configuratie van andere factoren. Past een methode bij de visie van de school, de leerlingenpopulatie, en vooral de bereidheid en de vaardigheden van leraren om er mee aan de slag te gaan? Als onderwijsonderzoeker heb ik geleerd steeds die vraag te stellen, en daar in onderzoek ook op te anticiperen. De werkelijkheid in het wild is echt een andere dan die in het laboratorium.
‘Op gebied van onderwijs en onderwijsvernieuwing worden Estland en Finland gezien als voorbeeldlanden. Dat kan best. Maar wat daar werkt, kan niet zonder mee overgeplant worden naar de Nederlandse situatie. Alma Harris, hoogleraar aan de Institute of Education in London verwoordde het 2012 treffend: ‘Even good policies travel badly.’’