Mensen die bepaalde darmbacteriën niet hebben, hebben een grotere kans om depressief te zijn. Dat blijkt uit de meest omvangrijke studie tot nog toe naar het verband tussen onze darmflora en geestelijke gezondheid.
Jeroen Raes van de KU Leuven onderzocht samen met zijn collega’s de darmflora van meer dan duizend Belgische vrijwilligers. Deze mensen hadden de genetische code van hun darmbacteriën in kaart laten brengen als onderdeel van een grotere studie.
Het Leuvense team stelde vast dat twee soorten bacteriën, Dialister en Coprococcus, minder vaak voorkomen bij mensen die meldden dat ze depressief zijn. Uit een tweede onderzoek met een groep van meer dan duizend vrijwilligers uit Nederland bleek hetzelfde resultaat.
Ontstekingsremmer
De vondst betekent niet noodzakelijkerwijs dat het ontbreken van deze darmbacteriën een depressie veroorzaakt. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat mensen met een depressie anders eten en dat dit hun darmflora verandert. ‘Om vast te stellen of er een oorzaak-gevolgrelatie is, moeten we deze bacteriën aan muizen met een vorm van depressie geven’, zegt Raes.
Als de bacteriën wel een rol blijken te spelen in het voorkomen van depressie, dan zou het kunnen zijn doordat beide microben de ontstekingsremmende stof butyraat maken, zegt Raes. Steeds meer onderzoek wijst erop dat de stemmingsstoornis, in ieder geval bij sommige mensen, veroorzaakt wordt door een aanhoudende systemische ontsteking.
Het onderzoek werd gepubliceerd in Nature Microbiology.