Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: taalwetenschapper Audrey Rousse-Malpat, die onlangs promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen.
‘‘Une langue ne sert pas qu’à communiquer, elle sert à être’, is een uitspraak van Jacques Berque die goed bij mij past. Hij zegt: ‘een taal is niet alleen om te communiceren, maar ook om te zijn’. Als Française preek ik natuurlijk een beetje voor eigen parochie, maar het Frans is een fantastische taal om te spreken en om naar te luisteren. Door de woordjes, zinnen en klemtonen is het net alsof je naar een prachtig muziekstuk luistert. In het algemeen is het goed als kinderen een vreemde taal leren en natuurlijk is het geweldig als ze Frans leren. Dat heeft niet alleen cognitief effect, het maakt ze ook meer Europese burgers, waardoor ze meer inzicht krijgen in andere identiteiten.
Frans leren is niet eenvoudig en voor mijn promotieonderzoek heb ik een traditionele methode vergeleken met de Canadese lesmethode AIM. AIM laat de leerlingen 100 procent van de tijd in het Frans praten door middel van verhalen, toneelstukken, liedjes en gebaren. Ze leren de taal op een slimme manier zonder grammatica of woordenlijsten te stampen. Drie jaar lang heb ik driehonderd leerlingen gevolgd en al hun data stopte ik in een bestand. Samen met mijn promotor Marjolijn Verspoor bekeek ik de resultaten we wisten meteen: we hebben iets! De verschillen zijn significant. AIM zorgt voor betere spreek- en schrijfvaardigheid.
Als je lang naar iets zoekt, is het fijn om het te vinden. Natuurlijk heb ik daarom meteen een fles champagne opengetrokken, ik kom niet voor niets uit Frankrijk. Deze methode zouden collega’s ook kunnen gebruiken die een andere vreemde taal aanleren. Maar Nederlandse docenten durven niet snel te veranderen en dat is jammer. Het is anders met taal omgaan, en het loont de moeite.’