Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Eveline Crone, hoogleraar neurocognitieve ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Leiden.
‘Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de drijfveren van mensen en waarom ze bepaalde keuzes maken. Voor nu en later, en voor zichzelf en voor anderen. Dat was voor mij de reden om psychologie te gaan studeren. Pas na mijn postdoc ben ik ook naar de hersenactiviteit gaan kijken, maar eerst hield ik me vooral bezig met gedragsobservaties.
Als wetenschapper vind ik het belangrijk dat ik mijn kennis deel met het grote publiek. Ik geef lezingen op scholen, bij het ministerie en bijvoorbeeld op het Gala van de Wetenschap. Ik dacht altijd dat ik dit deed om ‘iets terug te doen’ voor de belastingbetaler. Dat blijkt niet zo te zijn en dat was voor mij echt een eureka-moment. Tijdens een lezing breng ik niet alleen, ik haal ook.
Na een presentatie komen er altijd mensen op mij af met bepaalde vragen, of ze gaan vanuit een onverwachte, niet-wetenschappelijke hoek de discussie met mij aan. Hier leer ik niet alleen van, ik heb het ook nodig om mijn ideeën te versterken en mijn blik te verruimen. Als wetenschapper zit ik toch vaak in een bèta-gamma-fuik gevangen en ik heb juist de behoefte aan vernieuwing. Door met anderen te praten, die vaak geen of een andere wetenschappelijke achtergrond hebben, leer ik bij en raak ik geïnspireerd. Met die nieuwe kennis en inzichten keer ik terug naar mijn lab om vervolgens te toetsen wat de literatuur hierover zegt.
Een paar jaar geleden was dit me waarschijnlijk nog niet gelukt, maar nu ik ouder word, ervaar ik het minder als afleiding en heb ik honger naar andere inzichten.’