Aanwas van kleine zeediertjes, zoals algen en mosselen, kan het brandstofverbruik van schepen met wel veertig procent laten toenemen. Ook ontwricht de verspreiding van de aangegroeide dieren ecosystemen. Materiaalwetenschapper Rik Breur vond er een oplossing voor: een fijnbehaard folie waar de diertjes zich niet aan kunnen hechten. Breur ontving hiervoor de European Inventor Award 2019 van het Europees Octrooibureau.
Wat doet uw product?
‘Het vervangt de huidige antifoulingtechnieken (maatregelen tegen micro-organismen die zich aan de romp hechten, red.), die schadelijk zijn voor het milieu. De afgelopen decennia waren giftige verven de belangrijkste methode voor het tegengaan van aangroei. Het folie is een niet-giftig alternatief.’
Aanwas op scheepsrompen kan tot wel veertig procent extra brandstofverbruik leiden. Hoe kunnen die mosseltjes en algen zoveel verschil maken?
‘Dat heeft puur met de onregelmatigheid van het oppervlak te maken. Uitsteeksels op de romp bepalen voor een groot deel de weerstand van het schip. De stroming kan dan niet meer netjes langs de romp vloeien. In werkelijkheid laten botenbezitters het meestal niet zover komen dat ze veertig procent extra verbruiken, ze maken de romp voor die tijd schoon. In de praktijk scheelt het gebruik van een antifoulingtechniek dus tien tot vijftien procent op het brandstofverbruik.’
Hoe werken de giftige verven die momenteel worden gebruikt?
‘In de verven is koper de belangrijkste gifcomponent. Al in 2003 liet onderzoek van de Melbourne University zien dat koper ervoor zorgt dat koraallarfjes zich niet goed kunnen ontwikkelen tot nieuw koraal. Dan hoor je in de waan van de dag dat de koralen verbleken, maar eigenlijk weten we al lang wat we ertegen kunnen doen. Natuurlijk speelt klimaatverandering ook een rol, maar daar kun je niet alles aan toeschrijven. De verfindustrie is een miljardenbusiness met een flinke lobby. De slechte invloed op het maritiem leven blijft onderbelicht.
Voor een boot van een meter of tien is circa twee liter verf nodig per jaar. De oplosmiddelen verdampen, en de droge verf is zo gemaakt dat hij stukje bij beetje oplost in het water. Bij ieder laagje dat oplost, komt nieuw gif vrij. Alle verf komt dus in het water terecht. In mijn ogen past dat niet in de huidige tijd. Als ik nu naar de waterkant zou lopen en een blik verf om zou kiepen, vindt niemand dat acceptabel.’
Creëert een plastic folie geen nieuw milieuprobleem?
‘Het is een plastic dat je in zee gebruikt. Maar het maakt nogal een verschil of er af en toe een vezeltje loskomt, of dat er twee liter verf per boot per jaar het water in verdwijnt. Behalve dat is de polyesterboot zelf ook van plastic.’
U heeft zich laten inspireren door de zee-egel. Hoe kwam dat zo?
‘Ik deed voor TNO onderzoek naar natuurlijke afweermechanismen. Een zee-egel is daarvan een mooi voorbeeld. Die houdt met zijn stekeltjes andere dieren op afstand. Toen bedacht ik dat je dat ook kunt gebruiken om te voorkomen dat beestjes zich hechten aan een oppervlak.’
En hoe dan verder?
‘Monsters maken en metingen doen. Je hangt glasplaatjes in het water en bekijkt wat daarop groeit. Zo heb ik geleerd hoe de mariene biologie van aangroeiingen in elkaar zit.’
Hoe lang duurt de stap van onderzoek naar product?
‘De eerste proefversies van mijn folie gingen in 2003 het water in. Het kost gemiddeld twaalf jaar om een nieuw materiaal te ontwikkelen van eerste proefjes tot commercieel succes. In het begin zei ik ‘dat moet toch sneller kunnen’, maar ik heb gemerkt dat dat toch niet zo is. Je moet af en toe een aantal fouten maken. Je weet dat als je onderzoek doet, er ook proeven mis zullen gaan. En als je een klein bedrijf met weinig middelen bent, kun je niet alles doen zoals je graag zou willen.’
Wat ging dan zoal mis?
‘Soms deden we een test, en bleek het folie binnen de kortste keren vol te zijn gegroeid met mosselen. Dan denk je dat je er bent, maar blijkt het evenwicht tussen dikte, lengte, dichtheid en stijfheid van de haartjes toch delicater dan verwacht.’
Voor dit product hebt u uw eigen bedrijf opgericht. Hoe bevalt de stap van onderzoeker naar ondernemer?
‘Ik wilde niet per se ondernemer worden, maar ik zag dat je een onderneming nodig hebt om een uitvinding impact te laten hebben. Ik ben blij dat ik het creatieve proces van het uitvinden in ben gegaan. Ik ben ondernemer, maar mijn hart ligt bij de creativiteit. Je eigen bedrijf hebben brengt ook vrijheid met zich mee. Ik kan duiken, dus ik doe zelf inspecties. Bij een gewone onderzoeksbaan zou ik, als recreatief duiker, niet even het water in mogen springen voor mijn werk. Nu bepaal ik dat zelf.’
Dit artikel verscheen op 6 juli in het Parool.