Arme families in negentiende-eeuwse Europese steden bevatten bovengemiddeld veel koekoeksjongen: kinderen die biologisch niet verwant waren aan hun wettelijke vader. Dat blijkt uit genetisch onderzoek van de KU Leuven, waarbij dit verschijnsel voor verschillende sociaaleconomische groepen werd bestudeerd.
Het is een gangbare aanname dat veel wettelijke vaders niet de biologische vaders van hun kinderen zijn. Sommige bronnen beweren zelfs dat het percentage buitenechtelijke kinderen tegenwoordig op maar liefst 30 procent ligt. ‘Ze lijken enorm op de melkboer’, is een veelgemaakte grap die geen enkele ouder leuk vindt.
De afgelopen twintig jaar heeft DNA-onderzoek in verschillende landen echter aangetoond dat het daadwerkelijke percentage koekoeksjongen een stuk lager ligt – gemiddeld rond de 1 procent.
Een van die onderzoeken werd verricht door Maarten Larmuseau van de KU Leuven. Hij was vervolgens benieuwd of er verschil zat tussen sociale groepen. Larmuseau vermoedde onder andere dat het percentage hoger lag bij aristocraten in de zeventiende eeuw. In die periode was er namelijk vaak een groot leeftijdsverschil tussen echtgenoten.
Hoorndrager
Dat dit kon leiden tot buitenechtelijke kinderen, blijkt onder andere uit het schilderij ‘Geboortefeest’ van Jan Steen uit 1664. Daarop zie je een rijke vader die zijn pasgeboren baby vasthoudt. Achter hem maakt een man het gebaar van de ‘hoorndrager’, wat betekent dat het kind door een ander zou zijn verwekt.
Larmuseaus team identificeerde 500 paren van Nederlandse en Belgische mannen. Volgens bevolkingsregisters stamde elk paar langs vaderlijke lijn af van dezelfde mannelijke voorouder. De helft van deze gemeenschappelijke voorvaders was geboren voor 1840, de oudste in 1315.
In elk paar zouden beide mannen het Y-chromosoom van de gemeenschappelijke voorvader moeten hebben geërfd. Dat chromosoom wordt namelijk van vader op zoon doorgegeven.
Wanneer de DNA-test een mismatch opleverde, testten de onderzoekers andere mannelijke afstammelingen van dezelfde voorvader. Zo verkleinden ze de periode waarbinnen een zoon door iemand anders dan de echtgenoot moet zijn verwekt.
Alle mannen die aan het onderzoek deelnamen, deden dat vrijwillig. Om de onthulling van recente voorvallen te vermijden, testte het team geen nauwe verwanten.
Arbeidersklasse
‘Onze bevindingen waren volledig tegengesteld aan onze verwachtingen’, zegt Larmuseau. De resultaten zijn gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Current Biology.
Het percentage buitenechtelijke kinderen bij boeren en de wat welgesteldere ambachtslieden en kooplui lag rond de 1 procent. Dat steeg naar 4 procent bij arbeiders en wevers, en naderde de 6 procent bij negentiende-eeuwse mensen uit de arbeidersklasse die in dichtbevolkte steden woonden. Daarentegen was het in die periode slechts 0,5 procent bij de wat meer gefortuneerden.
Seksueel geweld
Het onderzoek verklaart niet waarom bepaalde mensen meer kans liepen in deze situatie te belanden. ‘We kunnen het ze niet vragen’, zegt Larmuseau. Een mogelijke verklaring is dat armere vrouwen in steden kwetsbaarder waren voor seksueel geweld en uitbuiting.
Alles bij elkaar bleek het percentage buitenechtelijke kinderen vrij laag: 1,6 procent per generatie. Dat impliceert echter alsnog dat er tegenwoordig enorm veel mensen zijn met een andere biologische vader dan ze denken.
Volgens Larmuseau hebben wereldwijd zo’n 30 miljoen mensen een test gedaan die hun afkomst prijsgeeft. Daarvan zouden zo’n 500.000 mensen weleens een schokkende ontdekking over hun vader kunnen hebben gedaan. Larmuseau wijst erop dat de bedrijven die dergelijke tests aanbieden, geen enkele nazorg leveren.