Honingbijen die onverhoopt in het water zijn gevallen, creëren met hun vleugels golven waarop ze kunnen surfen. Hun vleugels zijn te nat om op te stijgen, maar met wat geluk surfen ze zo naar de veilige oever.

In de zomer vliegen werkbijen niet alleen van bloem naar bloem. Een aantal wordt op warme dagen erop uitgestuurd om water te halen om het nest koel te houden. Als ze pech hebben, vallen ze daarbij in het water.

Honingbijen te water

Op zo’n warme dag, tijdens een wandeling over de campus van de Amerikaanse universiteit Caltech, zag de onderzoeksingenieur Chris Roh toevallig een te water geraakte honingbij. Het viel hem op dat rondom het insect, dat verwoed naar de kant probeerde te komen, een interessant golfpatroon ontstond. Aan weerszijde van de bij zag Roh een symmetrisch golfpatroon. Aan de voorkant waren nauwelijks golfjes te zien, terwijl er aan de achterkant relatief grote golven ontstonden. Die achterste golven stuwden de bij vooruit. Zo surfte het diertje over het wateroppervlak.

‘Ik was erg enthousiast toen ik dit gedrag zag. Dus bracht ik de honingbij terug naar het lab om het nader te bekijken’, zegt Roh in een persverklaring.

Voortstuwende golven

Rohs enthousiasme resulteerde in een onderzoek met 33 honingbijen dat hij uitvoerde met Mory Gharib, hoogleraar luchtvaart en bio-geïnspireerde engineering. Ze lieten de bijen vanuit een plastic buisje in een bak met stilstaand water vallen. Met een hoge snelheidscamera brachten ze vervolgens de beweging van de bijen in beeld. Na een paar minuten werden de insecten voorzichtig uit het water gehaald om bij te komen.

De onderzoekers zagen dat de asymmetrie met grote golven achter de honingbij en vlak water voor het dier ontstaat door de vleugelbeweging. De vleugeltjes flappen niet gewoon op en neer in het water. Ze buigen tot een holling als ze het water naar beneden drukken en tot een bolling als ze door het water omhoog bewegen. Dat leidt tot het typische golfpatroon.

Verder zagen Roh en Gharib dat de bijen in het water hun vleugels bewegen met een frequentie van 100 Hz. Dat is veel minder snel dan tijdens het vliegen (200-250 Hz). De beweging is ook kleiner. In de lucht beslaan de vleugels 90-120°, in het water slechts 10°.

Vijf tot tien meter

Surfend op hun eigen golven verplaatsen de honingbijen zich met drie lichaamslengtes per seconde. Dat is langzamer dan insecten die zich regelmatig over het water bewegen, zoals schaatsenrijders. De honingbijen houden het surfen bovendien maar twee tot vijf minuten vol. In die tijd kunnen ze vijf tot tien meter afleggen. Dat is vaak genoeg om de rand van een vijver te bereiken. Eenmaal uit het water drogen hun vleugels op, waarna ze snel weer verder vliegen.