De kans dat het lukt om zwanger te worden, is het grootst aan het eind van de herfst. In de lente maken vrouwen juist de minste kans, blijkt uit grootschalig onderzoek in Noord-Amerika en Denemarken.
Het was al bekend dat in bepaalde periodes binnen een jaar meer geboortes plaatsvinden. Dat komt vooral doordat in het ene seizoen meer vrouwen proberen zwanger te worden dan in het andere. Dat zegt echter niets over de kans dat een zwangerschapspoging in een bepaalde periode succesvol is.
Onderzoekers van de Universiteit van Boston wilden weten wanneer koppels de meeste kans hebben een baby te verwekken. Ze bestudeerden bijna 6000 vrouwen in de VS en Canada en ruim 8500 vrouwen in Denemarken. Al die vrouwen probeerden zonder vruchtbaarheidsbehandeling zwanger te worden. Ze lieten om de acht weken aan de onderzoekers weten of ze zwanger waren. Ook vulden ze een vragenlijst in over hun levensstijl.
Vrouwen bleken eind november en begin december de grootste kans te hebben om daadwerkelijk zwanger te worden. In die periode was de kans bij Noord-Amerikaanse vrouwen 16 procent hoger en bij Deense vrouwen 8 procent hoger dan eind mei en begin juni, de periode waarin de verwekkingskans het laagst was. De resultaten zijn gepubliceerd in Human Reproduction.
Zuidelijk halfrond
Voordat de onderzoekers tot deze conclusie kwamen, bekeken ze wanneer de vrouwen begonnen met hun pogingen om zwanger te worden. Ze ontdekten dat het begin van de herfst, met name september, de populairste periode was. Dat duidt wellicht op een voorkeur voor een baby die aan het begin van de zomer wordt geboren. Het is dan misschien makkelijker om vrij te nemen van werk. Bovendien vermijd je zwangerschap tijdens de warme latere zomermaanden, zegt onderzoeksleider Amelia Wesselink.
De onderzoekers zorgden ervoor dat dergelijke seizoensvariaties in zwangerschapspogingen geen rol speelden in de uiteindelijke resultaten. Ook corrigeerden ze voor andere factoren die gedurende het jaar kunnen verschillen. Voorbeelden daarvan zijn hoe vaak koppels seks hebben, en de hoogte van hun BMI, lichamelijke activiteit en stressniveau.
Waarom de vruchtbaarheid op deze manier lijkt te variëren, is volgens Wesselink nog altijd een raadsel. Met haar team gaat ze nu onderzoeken of seizoensvariaties in temperatuur, luchtvochtigheid of blootstelling aan luchtvervuiling de verschillen kan verklaren. Ook willen de onderzoekers weten of de vrouwelijke vruchtbaarheid vergelijkbare patronen volgt op het zuidelijk halfrond.