Het nieuwe coronavirus, het Wuhan-virus, SARS-CoV-2, 2019-nCoV… Het virus dat eind december in de Chinese stad Wuhan opdook, staat bekend onder vele namen. Inmiddels zijn er ook in de rest van de wereld bijna duizend gevallen bevestigd met de ziekte die het virus veroorzaakt: COVID-19. Maar wat is het virus nou eigenlijk? Wat is er nieuw aan? En wat moet er nog onderzocht worden?
Wat is een coronavirus?
Coronavirus is de algemene naam van een grote familie van virussen, waar het recente virus 2019-nCoV onder valt, maar ook SARS uit 2003 en MERS uit 2012.
De naam is afkomstig van het microscopische beeld van het virus. Een virusdeeltje bestaat uit een stukje genetisch materiaal, omgeven door een eiwitmantel. Een aantal virussen heeft daaromheen nog een beschermend laagje: de envelop. Uit de envelop van coronavirussen steken een hoop eiwitten, waardoor er een krans om het virus ontstaat – en corona is Latijn voor kroon of krans.
Zowel dieren als mensen kunnen besmet raken met een coronavirus. Het virus gebruikt de cellen van de luchtwegen als gastheer. De gevolgen van de infectie lopen uiteen van een milde verkoudheid tot een longontsteking met mogelijk fatale gevolgen. Ongeveer 15 procent van de gewone verkoudheden die elke winter langskomt, wordt veroorzaakt door coronavirussen.
De reden dat de uitbraken van SARS, MERS en COVID-19 zoveel heftiger zijn dan die van de ‘gebruikelijke’ coronavirussen, komt door hun oorsprong: alle drie de uitbraken zijn overgeslagen van dier op mens. Doordat het voor de mens een volledig nieuw virus is, is nog niemand immuun en kan het virus zich razendsnel verspreiden.
Wat is het verschil tussen 2019-nCoV en SARS?
Inmiddels is het genoom van 2019-nCoV volledig geanalyseerd op basis van monsters van het virus uit drie vroege patiënten. De resultaten zijn vergeleken met het genoom van SARS. Hier waren maar enkele kleine verschillen te zien: slechts drie eiwitten waren anders. Eén eiwit was afwezig in 2019-nCoV ten opzichte van SARS, één eiwit was korter en een ander eiwit was juist langer.
Uit deze analyse blijkt dat de twee virussen erg op elkaar lijken, maar genoeg verschillen om 2019-nCoV nieuw te laten zijn voor ons immuunsysteem. Het is nog onbekend of de virussen hierdoor ook verschillende ziektebeelden, incubatietijden of besmettingsfactoren hebben. We weten nog te weinig van de recente uitbraak om de structuren in het genoom te linken aan het ziektebeeld van COVID-19.
Wat weten we nog niet over 2019-nCoV?
Het onderzoek naar 2019-nCoV is nog in volle gang. De meeste informatie die we tot nu toe over het virus hebben, bestaat uit niet meer dan educated guesses. Een combinatie van wat we tot nu toe zien in COVID-19 en wat is vastgesteld tijdens de SARS-uitbraak in 2003 leidt tot een sterk vermoeden, maar nog niet veel is bevestigd.
Zo weten we dat de oorsprong bij dieren ligt; waarschijnlijk bij de vleermuis. SARS kwam ook over vanuit vleermuizen en de meeste virussen die op 2019-nCoV lijken, zijn gevonden in vleermuizen. Het huidige virus is echter nog niet gevonden in deze dieren. Hoewel het er niet op lijkt dat er vaker dan één keer een mens door een dier is besmet met 2019-nCoV, is het toch handig om de bron te weten, zodat we contact daarmee kunnen voorkomen.
Naast de bron zijn ook de mate van besmettelijkheid, de transmissieroute en de besmettelijke periode nog onbekend. Het is zeker dat het virus wordt overgedragen van mens op mens, maar het is nog niet zeker met welke factor.
Wetenschappers gaan ervanuit dat 2019-nCoV zich verspreidt via druppels, door bijvoorbeeld niezen en hoesten. Daarnaast verspreidt het virus zich in enige mate via besmette oppervlaktes. Deze vermoedens zijn nog niet onderzocht, maar volledig gebaseerd op wat we weten over andere coronavirussen.
De incubatietijd van 2019-nCoV varieert van twee tot veertien dagen. De Wereldgezondheidsorganisatie geeft daarbij wel aan dat het niet is uitgesloten dat dit nog langer kan zijn.
Over de periode waarin besmette mensen het virus kunnen doorgeven, is niets bekend. De meeste virussen zijn al vrij snel nadat – of zelf al voordat – de symptomen ontstaan niet meer overdraagbaar. Voor COVID-19 is de richtlijn nu dat de besmettelijke periode pas is afgelopen als patiënten geen symptomen meer vertonen. Dit is echter meer een voorzorgsmaatregel dan bewezen kennis.