Scheldpartijen op sociale media, asociaal gedrag in het verkeer; we gedragen ons niet altijd even vriendelijk. Hoe leer je kinderen om aardig te zijn en zich te verplaatsen in een ander? Dat onderzoekt hoogleraar psychologie Paul van Lange van de Vrije Universiteit Amsterdam met het onderzoeksteam Social Educational Neuroscience Amsterdam (SENSA).

Wat maakt jullie onderzoek zo baanbrekend?

‘Met SENSA richten we ons op het sociale gedrag van kinderen. We doen dat op een fundamentele manier, door de hersenactiviteit van kinderen te meten. Maar we gaan ook naar scholen toe om te kijken hoe kinderen met elkaar omgaan. De centrale vraag die we onderzoeken, is hoe snel kinderen zich kunnen verplaatsen in een ander en hoe we de automatische vriendelijkheid bij kinderen bevorderen.’

Automatische vriendelijkheid?

‘Ja, dat noemen wij ook wel ‘social mindfulness’. Ik heb veel onderzoek gedaan naar pro-sociaal gedrag: altruïsme en onbaatzuchtigheid bijvoorbeeld. Social mindfulness gaat meer over de alledaagse vriendelijkheid. Bumperkleven is een mooi voorbeeld. Als je haast hebt, ben je voor je het weet aan het bumperkleven. Zelf heb je dat misschien niet door, maar de persoon voor jou baalt daar als een stekker van. Van dit soort alledaagse handelingen moeten we ons bewust worden. Een belangrijk aspect van social mindfulness is dan ook dat je het eerst moet zien voordat je ernaar kunt handelen.’

Eerst zien voordat je het doorhebt, zoals Johan Cruijff ooit zei?

‘Ja precies! Neem het fietsen in Amsterdam. Dat vind ik steeds gevaarlijker worden. Dat komt onder andere door de verschillen in snelheid. Hierin zijn veel mensen niet social mindful. Veel mensen wordt de mogelijkheid ontnomen rustig te fietsen. Ze worden bijvoorbeeld afgesneden. Als je je verplaatst in de ander, ben je je sneller bewust van je eigen gedrag. Het is net hoe je op de fiets stapt.’

Social mindfulness klinkt als een manier van denken. Hoe onderzoekt u dit?

‘We hebben een wetenschappelijke test ontwikkeld waarbij we social mindfulness bij volwassenen en kinderen meten. Twee personen krijgen drie taartjes voor hun neus: twee stukken appeltaart en één stuk worteltaart. Het gaat erom wat de eerste persoon kiest. De social mindful keuze is om een stuk appeltaart te pakken, dan heeft de ander nog de keuze tussen beide stukken taart. Deze test kunnen we op heel veel verschillende manieren doen.’

Wat ziet u als u naar de testresultaten kijkt?

‘We zien dat bepaalde delen van het brein, het sociale brein, actief worden als iemand social mindful bezig is. Als diegene dus voor een stuk appeltaart kiest. Het leuke is dat sommige mensen, die wat vijandiger zijn, expres niet social mindful proberen te handelen. Die zien het dus wel, maar pakken expres de keuze weg van een ander; ze pakken de worteltaart. We zien dat die mensen meer moeten nadenken. Ze zijn meer bezig met hun afweging dan mensen die een social mindful keuze maken. Als we iemand expres willen dwarszitten, kost dat ons dus meer mentale energie. Het lijkt erop dat mensen van nature dus heel vriendelijk zijn. We zijn automatisch social mindful.’

Social mindfulness is er dus vanzelf. Hoe kan het dan dat sommige mensen het eerst moeten zien om het door te hebben?

‘Veel mensen zijn inderdaad automatisch social mindful, maar sommigen zijn dat minder dan anderen. En sommige situaties leiden ook tot minder social mindful gedrag, zoals in het voorbeeld van het bumperkleven. Ook kinderen zijn wat minder social mindful dan volwassenen. Ons onderzoek richt zich dan ook echt op kinderen en hoe we kinderen, net als volwassenen, zich op een automatische manier in anderen kunnen laten verplaatsen. Kijk bijvoorbeeld naar pestgedrag. Als je dat wilt bestrijden, is het handig als kinderen zich snel en automatisch in een ander verplaatsen. Als een kind zich snel weet te verplaatsen in dat ene jongetje of meisje dat gepest wordt, zou dat al heel veel helpen.’

Hoe kan een kind dat leren?

‘Kinderen moeten middelen aangereikt krijgen om zich te leren verplaatsen in een ander en om op deze manier social mindful bezig te zijn. Om dat te leren, is samenwerken erg belangrijk. En dan niet alleen in groepen, maar ook een-op-een. Dan kan een kind zich sneller verplaatsen in de ander. Als een kind iets niet bevalt, kan hij of zij dat direct aan de ander vertellen. In een groep is dat veel ingewikkelder, kinderen voelen zich ook minder snel veilig om dat in een grote groep te doen. Die een-op-een-samenwerking is niet alleen belangrijk op school, maar bijvoorbeeld ook op de sportclub.’

Iedereen die vriendelijk tegen elkaar is, ­kinderen die minder pesten. Het klink als een sprookje. Is dit wel haalbaar?

‘Alle kleine beetjes helpen. Kinderen én volwassenen moeten wel bepaalde vaardigheden aangeleerd krijgen zodat ze zich op een redelijk automatische manier in de ander kunnen verdiepen en verplaatsen. Als je dat niet kunt, is het moeilijk je vriendelijk te gedragen en verbinding met elkaar te maken. Met ons onderzoek proberen we de maatschappij inclusiever te maken.’

In deze tijd, met alle coronamaatregelen, zal social mindfulness belangrijk zijn. Hoe kijkt u hiernaar?

‘De coronacrisis zorgt ervoor dat we onderlinge afhankelijkheid ervaren. Het is een crisis waar we niet alleen voor staan. We moeten het met iedereen aanpakken. Mensen komen door een externe dreiging, het virus, dichter bij elkaar. Hierdoor wordt onze vriendelijkheid en behulpzaamheid als het ware opgerekt: niet alleen meer voor onze eigen familie en vrienden, maar ook voor mensen buiten die eigen kring. En het zit hem in de kleine dingen: even een appje sturen of een boodschap doen voor iemand. Het kost je zelf niets, maar het kan iemand zijn dag maken. Daarnaast bespeur ik ook meer vriendelijkheid op straat. Het is onvoorstelbaar hoe snel mensen zich aanpassen. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, maar de overgrote meerderheid doet wat meer voor een ander en houdt zich aan de regels.’

Denkt u dat mensen na de coronacrisis zich ook behulpzamer en vriendelijker zullen blijven gedragen?

‘Mensen zullen na deze crisis denk ik ook weer snel overgaan tot de orde van de dag, omdat ons gedrag voor een groot deel wordt bepaald door concrete kortetermijndoelen. De menselijk natuur verandert niet zo snel, vooral als men denkt dat de kans op herhaling van zo’n pandemie klein is. Aan de andere kant is deze crisis echt heel ingrijpend. We gaan later praten over de generatie die de coronacrisis heeft meegemaakt, misschien zoals we nu praten over de generatie die de oorlog meemaakte.

Ik heb een keer onderzoek gedaan waarbij ik keek of sociaal gedrag gekoppeld is aan leeftijd. Met die gegevens kon ik nagaan of mensen die de Tweede Wereldoorlog hadden meegemaakt socialer of juist minder sociaal zijn. Het bleek dat de oorlog geen effect had gehad op het sociale gedrag. Mensen zijn socialer naarmate ze ouder zijn, maar het meemaken van de oorlog speelt hierin geen rol.

We delen deze crisis met elkaar, dat is wel anders dan een oorlog; daar delen mensen minder over. De coronacrisis wordt een onderdeel van ons collectieve geheugen en daarvan zullen we óók de positieve aspecten onthouden. Ik denk dat mensen dit later zullen gaan gebruiken om anderen ervan te overtuigen dat we elkaar nodig hebben en dat inzet voor de groep belangrijk is: ‘weet je nog hoe we dat toen deden? Laten we dat nu ook doen.’’

op het gevoel
LEESTIP. Op het gevoel laat zien hoe onmisbaar emoties zijn. Dit e-book is te koop in onze webshop.