Er lopen nu verspreid over de hele wereld enkele honderden studies naar potentiële behandelingen van het coronavirus. Vroege resultaten suggereren dat een aantal de kans om te sterven aan COVID-19 iets verlagen, maar dat weten we pas zeker als grotere studies zijn voltooid.
‘Het goede nieuws is dat er veel gaande is’, zegt Trudie Lang, hoogleraar mondiale gezondheidszorg aan de Universiteit van Oxford. ‘Helaas hebben we nog niets wat echt werkt.’
Overreactie van het immuunsysteem
Er zijn twee aanvliegroutes. Bij de eerste probeert een middel de schade die het virus veroorzaakt te verminderen. Dat kan bijvoorbeeld door de overreactie van het immuunsysteem die bekend staat als een cytokinestorm te voorkomen. Die reactie zou veel van de mensen die sterven aan COVID-19 fataal worden. Een medicijn dat hier iets tegen doet, moet voorkomen dat de immuunrespons zó sterk is dat hij de longen begint te beschadigen en er zo voor zorgt dat de patiënt niet genoeg zuurstof krijgt.
Bekend is dat veel verschillende moleculen die een signaal afgeven aan het immuunsysteem, de cytokines, een rol spelen bij dit proces. Er zijn al medicijnen die sommige van die signalen blokkeren, bijvoorbeeld om auto-immuunziektes als artritis te behandelen.
Tocilizumab en canakunumab
Een van die medicijnen is tocilizumab, dat de receptoren blokkeert die reageren op een cytokine genaamd interleukine-6, of IL-6. Een aantal vroege studies suggereert dat de sterfkans iets kan afnemen als mensen die een ernstige vorm van COVID-19 hebben dit middel krijgen.
In één studie naar 94 COVID-19-patiënten op de intensive care, van wie een deel aan een beademingsapparaat lag, overleefde bijvoorbeeld 61 procent van de patiënten die tocilizumab kregen (27 van de 44), tegen 48 procent van de controlegroep (24 van de 50).
Dit was echter een retrospectieve studie, waarbij al verzamelde data achteraf werden onderzocht. We zullen moeten wachten voor de resultaten van een grotere, gerandomiseerde studie die wordt gerund door Roche, de maker van tocilizumab, voordat we weten of het middel echt werkt.
Talloze vergelijkbare studies worden eveneens opgestart. Het farmaceutische bedrijf Novartis begint bijvoorbeeld een grote studie met canakunumab. Dat blokkeert een andere cytokine genaamd interleukine-1 bèta, of IL-1β.
Hydroxychloroquine
Als je de immuunrespons van mensen met een virale infectie probeert te dempen, zijn daar wel risico’s aan verbonden, zegt Babak Javid, arts-onderzoeker gespecialiseerd in infectieziektes aan de Tsinghua-universiteit in Beijing. Eén mogelijke oplossing is om deze patiënten tegelijkertijd antivirale behandelingen te geven, zegt hij,
Zo zou je het virus direct aanpakken, door medicijnen te gebruiken die voorkomen dat het zich vermenigvuldigt, of met antilichamen die eraan binden en ervoor zorgen dat het zichzelf vernietigt. Deze antivirale aanpak heeft tot nu toe de meeste aandacht gekregen. In het bijzonder is een oud antimalariamiddel genaamd hydroxychloroquine in de spotlight beland, dankzij de Amerikaanse president Donald Trump, die het promootte.
Inmiddels is echter duidelijk dat hydroxychloroquine de kansen van patiënten niet verbetert en serieuze bijwerkingen heeft. ‘Je kunt wel stellen dat er bij elke rigoureuze studie waarbij werd gekeken naar hydroxychloroquine geen voordelen naar voren zijn gekomen’, zegt Javid.
De grootste studie tot nu toe vergeleek de resultaten bij 15.000 mensen met COVID-19 die ofwel hydroxychloroquine ofwel het gerelateerde medicijn chloroquine kregen, en 81.000 patiënten die geen van beide kregen. Er bleek geen voordeel uit voor de eerste groep. Wel betrof het hier geen gerandomiseerde studie.
Remdesivir
De resultaten zijn bemoedigender bij een ander medicijn, remdesivir. Volgens een aankondiging die de National Institutes of Health (NIH) in de VS op 29 april deden, genazen patiënten die remdesivir kregen sneller en hadden ze een iets kleinere sterfkans – 8 procent in plaats van de 11,6 procent bij de controlegroep – tijdens een gerandomiseerde studie naar circa duizend mensen.
De kleinere sterfkans was echter niet statistisch significant. Nu, een paar weken later, vragen veel onderzoekers zich bovendien af waarom de volledige resultaten van de studie nog niet zijn vrijgegeven.
Groot nadeel
Alle antivirale middelen, inclusief degene die werken met antilichamen, kampen echter met een groot nadeel. Sommige antivirale middelen werken misschien als ze snel genoeg worden toegediend na het moment waarop iemand het virus oploopt. ‘Alles wat werkt door het virus aan te pakken, zal minder effectief zijn op een later moment tijdens iemands ziekte’, zegt Javid. Maar hoe ontdekken we welke middelen direct na infectie werken als we alleen studies doen met mensen die al ernstig ziek zijn, zoals nu gebeurt?
En stel dat we een antiviraal middel vinden dat werkt als een patiënt het snel genoeg krijgt. Dan zou een brede toepassing afhangen van het vermogen om infecties vroeg op te sporen en de mensen die het grootste risico lopen ermee te behandelen. De meeste landen zijn echter niet in staat om mensen te vinden die net besmet zijn. Ook weten we nog niet goed welke patiënten ernstig ziek zullen worden, zegt Lang.
Bij nul beginnen?
Javid blijft optimistisch. ‘Het is opmerkelijk hoeveel vooruitgang er is geboekt in korte tijd. We zullen uitkomen op een combinatie van behandelingen die iets doet.’
Lang is minder zeker van haar zaak. ‘Het feit dat we geen vroege successen hebben geboekt, kan betekenen dat er geen magic bullet is’, zegt zij. Om een echt baanbrekend medicijn te vinden, zou het zomaar kunnen dat we bij nul moeten beginnen in plaats van bestaande medicijnen een nieuwe functie te geven. En dat zou weleens jaren kunnen gaan duren.