De Nobelprijs voor de geneeskunde van 2020 gaat naar de Amerikaanse virologen Harvey J. Alter en Charles M. Rice en hun Britse collega Michael Houghton. Het drietal krijgt de onderscheiding voor hun ontdekkingen aangaande het hepatitis C-virus. Dit werk leidde tot behandelingen voor hepatitis, een ziekte die vooral de lever aantast.
Volgens het Nobelcomité hebben de ontdekkingen van Alter, Houghton en Rice wereldwijd miljoenen levens gered. Ook leidden ze tot de ontwikkeling van medicijnen die inmiddels 95 procent van de behandelde patiënten genezen. Dit zorgt ervoor dat de ziekte uiteindelijk volledig kan worden geëlimineerd.
In de jaren zeventig werkte Alter bij de National Institutes of Health, het Amerikaanse RIVM. Daar onderzocht hij een ziekte die de lever beschadigde van mensen die een bloedtransfusie hadden ontvangen. Alter toonde aan dat de ziekte niet werd veroorzaakt door het hepatitis A- of B-virus en dat er een onbekende ziektekiem aan het werk was.
Bloedtest
Houghton werkte voor het Amerikaanse biotechbedrijf Chiron Corporation. Hij identificeerde antilichamen tegen hepatitis C. Dat leidde tot de ontwikkeling van een bloedtest, die in 1990 voltooid was. Met die test was aan te tonen of het virus aanwezig was in bloed, zodat mensen niet langer via bloedtransfusies werden besmet.
Rice werkte eveneens in de Verenigde Staten, aan de Rockefeller-universiteit. Hij ontwikkelde manieren om het hepatitis C-virus in het lab te laten groeien, zodat je het kunt bestuderen. Zijn werk bevestigde dat het virus de ziekte veroorzaakt. Het was cruciaal voor de ontwikkeling van de antivirale geneesmiddelen waarmee hepatitis nu wordt behandeld.