Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Hester den Ruijter, aan het UMC Utrecht werkzaam als hoogleraar hart- en vaatziekten bij vrouwen.
‘Een soort vergaarbak, zo kun je hart- en vaatziekten het beste zien. Dat gaat van problemen in de vaten of de hartspier, het verlies aan pompkracht tot een hart dat helemaal niet meer goed werkt waardoor je hele vervelende klachten krijgt. Mijn hele carrière heb ik of in het laboratorium gewerkt of aan grote datasets. Omdat ik onderzoeker ben en geen arts, kom ik bijna nooit met patiënten in contact. In 2012 kwam ik via een onderzoek toch in contact met een patiënt. Zij heeft mij de ogen geopend en gezorgd voor een enorm moment van inzicht.
Loes Hollander was een jonge vrouw van begin veertig, had een zwangerschapsvergiftiging gehad en daarmee ook haar kind verloren. In de periode die volgde, kreeg ze het gevoel of haar hoofd niet meer werkte en kreeg ze last van kramp in haar arm. Ze bezocht een aantal keer de huisarts, maar werd telkens weer naar huis gestuurd. Loes hield echter haar poot stijf, en heeft de ambulance laten komen toen haar klachten aanhielden. Uiteindelijk kwam aan het licht dat ze een hartinfarct had.
Kennishiaat
Bij haar is het goed afgelopen omdat ze zich niet met een kluitje in het riet liet sturen, maar ik dacht meteen aan mensen met taalbarrières of bijvoorbeeld een ingetogen persoonlijkheid die zich makkelijk laten afschepen. Door haar verhaal realiseerde ik me dat hier sprake is van een enorm kennishiaat: wie en wat missen we eigenlijk? Er worden nog te veel mensen onterecht naar huis gestuurd. Wat je niet weet of ziet kun je dus ook niet bestuderen. En ja, mensen vragen me weleens of dit allemaal te voorkomen is. Ik ben zelf een groot voorstander van diversiteit in onderzoek waarbij je extra aandacht hebt voor kwetsbare groepen.’