Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Damiaan Denys, hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit van Amsterdam.

‘Al sinds ik klein was, vind ik de mens het meest boeiende object in de wereld, omdat ik er zo weinig van snap. Waarom zeggen mensen ‘a’ en doen ze vervolgens ‘b’? Waarom zijn ze inconsistent en ondoorgrondelijk? De onredelijkheid en de onbegrijpelijkheid van de mens vind ik heel aantrekkelijk.

Na jaren van lezen, nadenken en vooral leren van filosofische collega’s kreeg ik een groot inzicht. Wij gaan er al eeuwen vanuit dat meer welvaart, meer opleiding en meer kwaliteit van leven automatisch gepaard gaat met dat mensen zich gelukkiger voelen. Dat is niet zo. Zowel in de literatuur als bij mij in de spreekkamer heb ik ontdekt dat er geen lineaire relatie bestaat tussen welvaart en geluk. Het is precies andersom.

Bij mentale gezondheid is het dus niet erg dat het af en toe slecht met je gaat. Je moet soms honger hebben, afzien en pijn lijden. Ik kwam erachter dat dit lijden een betere weg biedt naar mentale gezondheid dan geluk dat doet. Als je dorst hebt, dan is de waarde van een glas water groot. In een normale dagelijkse situatie betekent een glas water niks en wil je champagne hebben.

In mijn persoonlijke leven heeft tegenslag en frustratie mij verder geholpen. Ik heb wel eens een slecht jaar gehad, maar daarna ben ik op een spoor gekomen dat ik daarvoor nooit had kunnen bedenken. Als lijden zich aandient, moet je het niet afschuiven als een technisch defect. Zwem niet in de Noordzee tegen de stroom in, want dan raak je uitgeput en verdrink je.’