Dit weekend konden bezoekers naar de eerste evenementen van het World Science Festival in Amsterdam. New Scientist was er beide dagen bij en sprak daar de prominente fysicus Brian Greene over zijn onderzoek en fascinaties. 

Het World Science Festival Amsterdam is een gloednieuwe Nederlandse dependance van het door de beroemde fysicus Brian Greene georganiseerde festival in New York. Afgelopen weekend ging dat festival van start met een aantal evenementen, waaronder op vrijdag een uitverkochte voorstelling van Icarus at the Edge of Time, gebaseerd op een door Brian Greene geschreven kinderverhaal over zwarte gaten. Op zaterdag volgde een debat over de oerknal waarin Greene onder meer in discussie ging met spinozapremiewinnaar en theoretisch-fysicus Erik Verlinde, die twijfelt aan de oerknal. Na afloop sprak ik Greene kort over zijn onderzoek en fascinaties.

Brian Greene tijdens het World Science Festival in New York
Brian Greene tijdens het World Science Festival in New York

Je bent een fysicus die zich bezig houdt met snaartheorie, de oerknal en andere grote vraagstukken in de (astro)fysica. Tegelijkertijd schrijf je ook publieksboeken, geef je lezingen en organiseer je evenementen. Waar haal je die tijd vandaan?

‘Dat is moeilijk, het is lastig de juiste balans te vinden. Het is voor mij wel gemakkelijker dan voor bijvoorbeeld een wetenschapsjournalist om te populariseren. Ik vertel alleen over mijn eigen vakgebied, waarop ik al helemaal ingelezen ben. Dat maakt het beter te doen.’

Welk onderwerp uit je onderzoek heeft je de laatste tijd het meest gegrepen?

‘Het onderzoek naar de zogeheten black hole firewall is een stimulerend probleem. Het verbindt begrippen uit de snaartheorie met de fysica van zwarte gaten. Kort gezegd gaat het over de vraag of informatie dat een zwart gat wordt ingezogen, ooit nog wordt vrijgelaten. Halverwege de jaren negentig dachten we dat we eruit waren, maar tegenwoordig is dat probleem weer helemaal terug. Nu zijn we op zoek naar een oplossing.’

Je zat net in een debat met Erik Verlinde. Denk je dat zijn alternatieve ideeën over de oerknal hout snijden?

‘Ik geloof net als Erik in het idee dat ruimte en tijd niet iets fundamenteels zijn, dat ze ontstaan door een onderliggend proces. Net zoals temperatuur niet iets fundamenteels is, maar ontstaat door de beweging van atomen. Zo denk ik ook dat er een soort ‘atomen’ van ruimte en tijd zullen zijn die verklaren hoe die begrippen ontstaan. Zo kan ook de oerknal en de inflatietheorie (de theorie die stelt dat het universum vlak na de oerknal een korte periode van exponentiële groei doormaakte, red.) misschien verklaard worden door zo’n onderliggende theorie. De theorie van Erik zou beide ideeën onderuit halen. Ik denk zelf echter dat de inflatietheorie klopt.

Het is wel moeilijk om te weten of Erik gelijk heeft, maar zijn ideeën verdienen het om nader te worden bestudeerd. Het is ook belangrijk om te onthouden dat de meeste nieuwe ideeën niet kloppen. Alleen kloppen er soms ook een paar wel.’

Wat vind je van de Amsterdamse versie van jouw World Science Festival?

‘Tot nu toe is het erg goed. De achterliggende visie is altijd geweest om dit een wereldwijd evenement te maken – vandaar ook de ‘world’ in ‘world science festival’. Het moet altijd een combinatie zijn van makkelijk toegankelijke evenementen zoals Icarus en diepgravende discussies zoals die over de oerknal. Ik hoop dat dit soort evenementen kinderen kunnen overtuigen hoe leuk wetenschap is. Veel kinderen keren zich tegenwoordig af van wetenschap. Wij hopen ze met het oog op de toekomst opnieuw te inspireren.’

Vrijdag ging het over zwarte gaten, vandaag over de oerknal – zijn natuur- en sterrenkunde de meest tot de verbeelding sprekende onderwerpen voor een groot publiek?

‘Ja, dat denk ik wel. Samen met de neurowetenschappen. De manier waarop ons brein werkt is heel erg boeiend. De meest fundamentele inzichten die we op dit moment in de wetenschap verwerven komen volgens mij uit de fysica en de neurowetenschappen. Maar de fysica is dan ook mijn vakgebied. Het zou daarom ook wel vreemd zijn als ik dat niet zou vinden.’