Overheidsinitiatieven die erop gericht zijn kwetsbare burgers zich meer thuis te laten voelen in hun buurt, werken niet en hebben soms zelfs een averechts effect, ontdekte sociologe Fenneke Wekker. ‘Niemand kan zich bij iedereen thuis voelen.’
Hoe bent u geïnteresseerd geraakt in het gevoel van thuis?
‘Voordat ik de wetenschap in ging, was ik toneelschrijfster. Wat mij interesseert aan thuisgevoel is de tragiek ervan, het drama, het conflict. Iedereen wil zich thuis voelen. Toch gaat dat gevoel vaak gepaard met nostalgie, dreigend verlies, en de angst er niet volledig bij te horen.
Ik kom uit een gemengde familie met een Nederlandse moeder en een Surinaamse vader. Daardoor had ik als kind al snel door dat het cultureel bepaald is wat het betekent om je thuis te voelen. Een fenomeen dat aan de ene kant heel persoonlijk lijkt, is tegelijkertijd sociaal ingegeven. Mijn thuisgevoel als vrouw, bijvoorbeeld, is anders dan dat van een man. Iemands huidskleur, of iemand psychische problemen heeft en of iemand zich veilig voelt in haar huis spelen allemaal een belangrijke rol. Of je je thuis voelt, wordt mede bepaald door jouw sociale positie. Het is een sociologische vraag.’
Hoe heeft u het thuisgevoel van de mensen met wie u sprak onderzocht?
‘In mijn onderzoek kijk ik naar overheidsinterventies in verschillende buurten in Amsterdam waarbij maatschappelijke organisaties met steun van de overheid proberen het thuisgevoel van kwetsbare stadsbewoners te bevorderen. Voor veel mensen is het vanzelfsprekend dat zij zich thuis voelen. Op het moment dat je in een omgeving bent waarin jouw individuele manier van doen de normale manier is, lijkt het alsof thuisgevoel er niet toe doet. Als je je thuis voelt weet je niet waarom dat zo is.
Juist mensen die niet normaal worden gevonden, mensen met een andere culturele achtergrond, mensen met een andere huidskleur dan wit, mensen die door psychische problemen kwetsbaar zijn, weten waarom ze zich niet thuis voelen. Als je je niet thuis voelt kun je dat veel beter uitleggen dan als je je wel thuis voelt.
Waarom wil de overheid dat wij ons thuis voelen?
‘Het idee is dat burgers zich verantwoordelijk moeten voelen voor hun omgeving, voor de buurt, het land en elkaar. Die verantwoordelijkheid zou bevorderd worden als mensen zich thuis voelen in hun buurt. Zo wil de overheid dat mensen met psychiatrische problemen en verstandelijke beperkingen een beroep doen op hun eigen netwerk voor steun. Ik heb een initiatief gevolgd waarin wordt geprobeerd deze mensen met elkaar in contact te brengen
Interventies om thuisgevoel te creëren zijn niet alleen bedoeld om mensen zich beter te laten voelen, maar vooral om ze minder afhankelijk te maken van de staat. ‘Eigen kracht’, ‘eigen regie’, ‘zelfredzaamheid’, die concepten zijn hand in hand gegaan met een terugtredende overheid. Wat Mark Rutte de participatiesamenleving noemt, is een bestuursmethode en een bezuinigingsmaatregel in één.’
U bent kritisch op de overheidsinterventies die u heeft bestudeerd.
‘Er zijn twee kanten aan thuisgevoel. Aan de ene kant zorgt zo’n gevoel voor saamhorigheid en verbondenheid. Vandaar dat de overheid ervan uitgaat dat het zal leiden tot sociale cohesie. Aan de andere kant, en daar hoor je te weinig over, hoort bij gevoelens van thuis ook altijd een proces van uitsluiting. Niemand kan zich bij iedereen thuis voelen. Die uitsluiting kan ook in de hand worden gewerkt door interventies die proberen thuisgevoel te bewerkstelligen.
In een buurtrestaurant waar ik wekelijks heb gegeten, was het doel de witte arbeidersklasse die daar woonde meer vertrouwd te laten worden met bewoners met een andere huidskleur en andere culturele achtergronden. Al snel ontstond er een scheiding tussen ‘gewone’ Nederlanders en ‘speciale’ Nederlanders. Doordat maatschappelijk werkers probeerden de witte Nederlanders te leren omgaan met ‘speciale’ Nederlanders, werd het idee benadrukt dat die eerste groep als van nature thuis hoorde in de buurt. Hun thuisgevoel werd daarmee versterkt, ten koste van dat van hun medebuurtbewoners, die vaak ook al decennia in de buurt woonden.’
Goede bedoelingen dus, maar niet altijd goede uitkomsten. Wat zou u voorstellen als oplossing?
‘Als overheid inzetten op thuisgevoel onder buurtbewoners is niet haalbaar of wenselijk. Thuisgevoel is daarvoor te specifiek en altijd uitsluitend. Het vraagt om een mate van homogeniteit die niet bestaat in de publieke ruimte van een stad waar je omgeven bent door vreemden.
Stedelingen zouden moeten leren omgaan met het gevoel niet altijd thuis te zijn in de publieke ruimte. Vrouwen hebben dat al moeten leren. Die weten dat ze op sommige plekken niet veilig zijn in de nacht. Mensen met een verstandelijke beperking weten dat ook donders goed. Ook de ‘sterksten’ moeten zich soms wat minder thuis voelen in de stad en zo meer ruimte maken voor ‘anderen’. Investeer in plekken waar kwetsbare groepen veilig onder elkaar kunnen zijn. Leer mensen omgaan met het ongemak dat ze ervaren doordat hun buren anders zijn, in laats van ze te beloven dat iedereen zich samen thuis zal voelen.
Juist nu, tijdens de coronapandemie, wordt duidelijk dat thuisgevoel, zelfs in het eigen huis, niet vanzelfsprekend is. De overheid kan de indruk wekken dat we thuis altijd veilig zijn, maar dat is voor velen niet het geval. Een goed voorbeeld van een maatregel, gericht op veiligheid, is dat mensen die te maken hebben met huiselijk geweld zich kunnen melden bij de apotheek via een codewoord. Dat is een stap in de goede richting. Een volledig thuisgevoel wordt daarmee niet veroorzaakt. Het is noch wenselijk, noch haalbaar om thuisgevoel van bovenaf te besturen.’