Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Freya Blekman, hoogleraar deeltjesfysica bij de Vrije Universiteit Brussel en werkzaam bij deeltjesinstituut CERN.
‘Als natuurkundige heb ik het idee dat ik een puzzel aan het oplossen ben. In het midden zit een gat, en ik zie nog niet precies weet welke stukjes erin passen. Naar die ontbrekende stukjes ben ik op zoek. Die zoektocht heeft bij mij geleid tot een groot inzicht.
Wetenschap is keihard werken. Samen met collega’s maak je kleine stapjes en als je geluk hebt, doe je die ene ontdekking. Bij alles wat wetenschappers doen, mislukt de eerste keer meer dan 99%. Die laatste procent, die grote ontdekking, daarover lees je in de krant. Topwetenschap is geen werk voor een individu, maar teamwork. De vragen en de problemen die wij proberen op te lossen zijn extreem groot.
In 1964 voorspelden Peter Higgs, samen met François Englert en Robert Brout, dat er een extra deeltje moest zijn, wat we nu het higgsboson noemen. In de jaren negentig, toen ik studeerde, waren we nog steeds opzoek naar het higgsdeeltje. Er werd heel lang gesnuffeld. We wisten waar we moesten zoeken, maar konden het niet vinden. Waarom is het uiteindelijk wel ontdekt? Omdat we met heel veel mensen samen waren.
Samen hadden we de allersnelste computers, en met elkaar hebben we een fantastische versneller gebouwd, met detectieapparatuur die preciezer is dan ooit tevoren. We bouwden voort op de schouders van reuzen en dankzij hun kennis wisten we steeds nauwkeuriger waar het deeltje moest zitten. Dat combineer je allemaal en uiteindelijk vonden we het.
Op 4 juli 2012 werd bekend dat het higgsdeeltje was ontdekt. Mijn naam prijkte, samen met 2900 coauteurs, op de paper. Dat moment was even geweldig als surrealistisch.
Soms krijg ik de vraag wat het nut is van ons fundamentele onderzoek. Mijn antwoord is: ‘zo een beetje alles wat er in je telefoon zit, is hier op CERN bedacht.’