Toen Ab Osterhaus als onderzoeker in de virologie begon, leken de infectieziekten zo goed als onder controle. Nu ziet hij dat door de coronapandemie meer jonge wetenschappers in zijn vak geïnteresseerd raken. Aanstaande donderdag is hij keynotespreker tijdens de finale van het New Scientist Wetenschapstalent in De Balie in Amsterdam.
‘Als ik veel in de media ben, is er iets mis’, zegt viroloog Ab Osterhaus (73) over de tijd sinds maart 2020. Dit keer is het vanwege een pandemie. Osterhaus schoof regelmatig aan bij de talkshow Op1, en pendelde heen en weer tussen Nederland en Duitsland. In Hannover werkt hij met zijn onderzoeksgroep onder meer aan een ander soort Covid-19-vaccin.
Hij noemt het ‘een gigantisch succes’ dat we binnen een jaar diverse vaccins op de plank hebben, waar de ontwikkeling van een vaccin normaal tien jaar duurt. ‘Als we een beetje ‘doorprikken’ tot 80 procent van de bevolking gevaccineerd is, zitten we wel aan de veilige kant. Niet dat het virus dan weg is; dat komt ongetwijfeld terug en zal de komende jaren nog wel op de een of andere manier blijven spelen.’
Het zal ook niet de laatste pandemie zijn – en dat is meteen zijn waarschuwing voor de volgende generatie wetenschappers die hij donderdag zal toespreken bij de finale van het New Scientist Wetenschapstalent, een prijs voor jong talent in de wetenschap.
U bent zelf ook een jonge wetenschapper geweest. Hoe was dat toen?
‘Na mijn studie was ik eerst dierenarts, maar al snel wilde ik meer. Toen ging ik iets zoeken op het gebied van de virologie. Mijn collega’s waren verbaasd. Virologie was zo’n vak dat je er in de studie even bij deed; het was ‘compleet oninteressant’.’
‘Ik begon met de virologie toen experts voorspelden dat alle grote infectieziekten als polio en mazelen onder controle begonnen te raken. Nog tien à twintig jaar, zeiden ze, dan zijn infectieziekten iets van het verleden. Maar ik vond het interessant en ik heb het toch gedaan. En ik moet eerlijk zeggen: het was nooit saai.’
Hoe belangrijk is jong talent in de wetenschap?
‘Als oude man mag ik zeggen: wij moeten zorgen dat de volgende generatie wetenschappers op het goede spoor wordt gezet. We moeten ze enthousiasmeren. Daarin ben ik helemaal niet pessimistisch. Ik zie jonge mensen vanuit verschillende disciplines naar voren komen van wie ik denk: daar kun je het wel mee doen in de toekomst. Zij begrijpen de wetenschap, en kunnen die vaak ook communiceren.’
‘Zo’n pandemie zorgt er toch voor dat veel mensen geïnteresseerd raken in dit vak. Wat dat betreft is het heel anders dan toen ik eraan begon. Er is een behoorlijke toevloed van jonge mensen die naast kennis ook idealisme inbrengen. Ze willen zich echt inzetten voor de wetenschap en dat is een mooie zaak.’
Is er tegenwoordig meer concurrentie in de wetenschap?
‘Wetenschap bedrijven is geen negen-tot-vijfbaan. Het is als topsport. Als je goed wilt zijn in de wetenschap, kom je niet om negen uur op je werk en ga je niet om vijf uur weg. Er is een bepaalde bevlogenheid voor nodig.’
‘Toen ik de wetenschap in ging, was het meer een missie; je was bevoorrecht als je wetenschap mocht gaan doen. Tegenwoordig denken meer mensen vaak: het is een baan, en ’s avonds ga ik wat anders doen. Maar als je keihard wetenschap wilt doen, ben je in competitie met de rest van de wetenschappelijke wereld. Dat maakt het ook spannend. En het garandeert de kwaliteit.’
Is het communiceren van wetenschap echt een taak voor wetenschappers?
‘Ik heb dat altijd gestimuleerd; ik vind dat belangrijk. Je doet wetenschap voor jezelf, omdat je het leuk vindt, maar je onderzoek wordt wel grotendeels bekostigd door de maatschappij. Als je aan relevante onderwerpen werkt, heb je volgens mij als wetenschapper ook een taak om die wetenschap uit te dragen. Af en toe zie je mensen opstaan die dat snappen, willen én kunnen.’
‘Waarom begeef ik me af en toe in de media? Ik zie dingen gebeuren, zoals een virusuitbraak, en denk: better safe than sorry. En dan word je soms ook heftig bekritiseerd. Je doet het eigenlijk nooit goed. Dat worstcasescenario zien en je daarop voorbereiden, is de taak van wetenschappers, vind ik. Je kunt het beter tien keer te veel doen dan één keer te weinig.’
Gaan we iets leren van deze crisis?
‘Zo’n crisis is gauw vergeten hoor. Kijk maar naar de Spaanse griep: vijf tot tien jaar later had niemand het er meer over. Het enige wat nog herinnert aan de Spaanse griep is het grote aantal grafstenen op kerkhoven met sterfjaar 1918 of 1919. Dan vraag je je af: zou dat weer kunnen gebeuren?’
‘Zelfs tijdens de Mexicaanse griep zeiden sommige collega’s: pandemieën zijn iets van het verleden. Dat is niet waar gebleken. Ik voorspel dat we de komende vijftig jaar zeker nog een paar pandemieën te verwerken krijgen, maar dat kan ik op mijn leeftijd natuurlijk makkelijk zeggen.’
Hoe bereiden we ons voor op een volgende crisis?
‘Het blijkt ontzettend moeilijk ons gedrag te veranderen, maar het kan wel. Kijk naar de watersnoodramp van 1953. Er verdronken zo’n tweeduizend mensen. Toen hebben we het Deltaplan opgesteld. Sindsdien besteden we jaarlijks vele honderden miljoenen aan het op peil houden van onze dijken.’
‘Maar een virusinfectie als die met het huidige coronavirus is een veel grotere dreiging. Iedereen is het erover eens dat niemand in dit land moet verdrinken. En wat gebeurt er bij een pandemie? Nou ja, kijk maar. Pandemieën gáán gewoon opnieuw gebeuren. We worden geconfronteerd met nieuwe dingen. Mijn boodschap voor de volgende generatie: daar kunnen we ons beter serieus op gaan voorbereiden.’
Ab Osterhaus is spreker bij de finale van het New Scientist Wetenschapstalent op 10 juni. De uitreiking is (gratis) live te volgen via newscientist.nl/talent.