Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Kutsal Yesilkagit, hoogleraar International Governance aan de Universiteit Leiden.

‘In mijn werk denk ik na over maatschappelijke vraagstukken die een grensoverschrijdend karakter hebben, nationaal georganiseerd zijn en waarbij de partijen toch met elkaar moeten gaan samenwerken. Hoe gebeurt dat, en wat voor implicaties heeft dat dan? Uiteindelijk vraag ik me af waarom de samenleving is ingericht hoe die daadwerkelijk is ingericht.

Ik kreeg een eurekamoment toen ik uit het raam van 23ste verdieping van het Covent Garden-gebouw in Brussel keek. Dat was een paar jaar geleden. Ik was in Brussel bij de Europese onderzoeksraad om een aantal ERC-beursaanvragen (aanvragen voor onderzoeksfinanciering, red.) te beoordelen. Tussen de vergaderingen keek ik naar buiten. Ik zag het station van Brussel-Noord, station Schaarbeek en Molenbeek. Ik staarde naar de straten, de behuizing en helemaal aan het einde ontwaarde zich het bos. Ik bedacht me toen dat dit gebied tweeduizend jaar geleden waarschijnlijk bebost is geweest. Ik zag wat er in die tijd veranderd was door de ontembare ordeningsdrang van de mens. We willen alles bedwingen en naar de hand zetten.

Dit moment van inzicht zat ingebed in een veel breder denken bij mij, nadat ik heel veel had gelezen, geleerd en geluisterd. Maar daarboven werd mijn associatieve vermogen ‘aangezet’. Dingen die ik ergens anders had opgepikt, kwamen in verbinding met wat ik toen zag en ervaarde.

Mensen hebben een ontembare behoefte om hun omgeving fysiek vorm te geven en naar de hand te zetten. Maar niet alleen de echte omgeving. Ook conceptueel hebben we werelden gecreëerd: het recht, instituties, normen. Dit alles is terug te voeren op de oerdrang om de chaos die het leven is voorspelbaarder te maken.

Nee, ik heb niet de illusie dat ik met mijn onderzoek ooit de Nobelprijs ga winnen. Maar ik hoop dat ik aan het eind van mijn leven kan zeggen dat ik een beetje heb begrepen hoe de wereld werkt.’