De vaardigheid ‘vuurtje stoken’ heeft zich tussen 400.000 en 350.000 jaar geleden als een lopend vuurtje over de wereld verspreid, stellen Nederlandse archeologen. Daarbij lijken verschillende soorten mensachtigen het idee aan elkaar te hebben doorgespeeld.

Zelf een vuurtje aanmaken en vervolgens zorgen dat het blijft branden, moet honderdduizenden jaren geleden een enorme stap voorwaarts hebben betekend. Een vuur houdt je warm, beschermt je tegen roofdieren, je kunt er betere materialen mee maken, je kunt er eten op bereiden… Bovendien verlengt het je dag. Je hoeft niet meer naar bed als het donker wordt, maar kunt rond het vuur met elkaar keuvelen na een dagje jagen en verzamelen.

Maar hoe heeft de mens dat trucje onder de knie gekregen? Werd de controle over vuur op allerlei plaatsen afzonderlijk ontdekt? Of verspreidde deze uitvinding zich in korte tijd over de hele aarde? En hebben verschillende mensachtigen (Homo sapiens, Homo erectus, neanderthalers, denisovamensen) de kunst van het vuur maken bij elkaar afgekeken? Archeoloog Katharine MacDonald van de Universiteit Leiden en collega’s denken het laatste.

Eerder vuur

Op zich is het idee van een nieuwe technologie of uitvinding die zich over de aarde verspreidt niet nieuw. Zo zou de landbouw zo’n 10.000 jaar geleden vanuit het Midden-Oosten de wereld hebben veroverd, en verschenen er zo’n 40.000 jaar geleden grotschilderingen op allerlei plekken. Maar het vuur zou veel eerder gemeengoed zijn geworden: tussen 400.000 en 350.000 jaar geleden. Daarmee zou het met afstand de oudste innovatie tot nu toe zijn die mensachtigen aan elkaar doorgaven.

Het voornaamste argument dat MacDonald en collega’s aanvoeren, is dat er vanaf 400.000 jaar geleden in vindplaatsen verspreid over een heel groot gebied bewijs is te vinden voor aangelegde vuren. Die snelle verspreiding van ‘vuurvaardigheden’ wijst er volgens de onderzoekers op dat mensachtigen het idee van elkaar overnamen.

Maar gebruikten mensachtigen daarvóór dan geen vuur? Volgens antropoloog en archeoloog Kris Kovarovic van de Universiteit van Durham in Engeland is er ‘geen twijfel over dat dat wel het geval was’. Volgens haar gaat het de Nederlandse onderzoekers vooral om de plotselinge toename van bewijs voor vuur vanaf 400.000 jaar geleden.

MacDonald voegt daaraan toe dat ze eerder gebruik van vuur niet uitsluit, maar dat er wel vaak twijfels zijn over de betrouwbaarheid van het archeologisch bewijsmateriaal daarvoor. ‘En hoe dan ook lijkt er wel echt iets gebeurd te zijn tussen 400.000 en 350.000 jaar geleden.’

Een alternatief voor verspreiding van ‘vuur als gereedschap’ is dat groepen mensachtigen gedurende de betreffende periode allemaal afzonderlijk de edele kunst van het vuurtje stoken onder de knie kregen. ‘In principe is dat mogelijk’, zegt MacDonald. ‘Maar dan zou je wel een reden willen hebben waarom net op dat moment iedereen vuur ging maken; een wereldwijde verandering van de omstandigheden. Zo’n verandering was er in die periode niet echt. De afwisseling tussen lange ijstijden en korte interglacialen was destijds al honderdduizenden jaren aan de gang.’

Culturele verschillen

Hoe dan ook is Kovarovic het eens met de Nederlandse onderzoekers dat de snelle verspreiding van vuur over de aarde erop kan wijzen dat het idee onderling werd doorgegeven. ‘Deze onderzoekers hebben een overtuigend verhaal. Maar zoals ze zelf al aangeven: dat moeten ze wel nog toetsen aan het bodemarchief. De volgende stap zal zijn om dat op een robuuste manier te beoordelen op het voorkomen van vuur in tijd en plaats.’

Op dit moment kunnen de onderzoekers bijvoorbeeld nog niet zeggen waar het maken van vuur is uitgevonden en hoe zich dat in de tienduizenden jaren daarna over de aarde verspreidde. ‘Dat zit hem in de beperkingen van de dateringen’, zegt MacDonald. ‘Je weet op zijn best tot op tienduizend jaar nauwkeurig hoe oud resten van vuur zijn. En vaak is de onzekerheid nog veel groter.’ Daardoor weet je niet of de ene vindplaats eerder of later dan de andere over vuur beschikte.

‘Ik verwacht dat meer en betere datering zal helpen bij het in kaart brengen van vuur als gereedschap’, zegt informaticus en archeoloog Fulco Scherjon van de Universiteit Leiden, ook betrokken bij de studie. ‘Het zou daarbij ook de moeite waard zijn om op zoek te gaan naar culturele verschillen in het gebruik van vuur’, vult Kovarovic aan. ‘Al zullen die lastig te bepalen zijn.’

Gestolen vuur

Maar stonden Homo sapiens, neanderthalers en andere mensachtigen dan op zo goede voet met elkaar dat ze dit soort kennis deelden? ‘Op zich wisten we al dat Homo sapiens, neanderthalers en andere mensachtigen genen uitwisselden, herhaaldelijk en over een lange periode’, zegt MacDonald. ‘Ze moeten elkaar dus wel ontmoet hebben. Het is natuurlijk moeilijk te zeggen hoe de sociale relaties tussen zulke groepen dan waren. Maar volgens ons is het niet ongeloofwaardig dat ze tolerant waren ten opzichte van elkaar.’

In hun artikel in het wetenschappelijke tijdschrift PNAS gaan de onderzoekers zelfs nog een stapje verder dan groepen die elkaar tolereerden. ‘Het is ook mogelijk dat er sprake was van veel complexere culturele en coöperatieve interacties tussen grote groepen individuen, zoals we die nu zien bij hedendaagse jager-verzamelaars.’

Stephen Pyne, emeritus hoogleraar aan Arizona State University in de Verenigde Staten en gespecialiseerd in de geschiedenis van het vuur, ziet het nog weer anders voor zich. ‘Veel volken en culturen delen geen vuur met vreemdelingen; ze dragen hun eigen vuur met zich mee en bewaken dat. Soms wordt het wel doorgegeven aan anderen als onderdeel van een huwelijk of alliantie. Maar ik vermoed dat vuur zich vooral van de ene naar de stam verspreidde doordat het werd gestolen of buitgemaakt.’

Vroeg signaal

Hoe dan ook is het doorspelen van kennis – op wat voor manier dan ook – een kenmerkende eigenschap van het geslacht Homo, waar wij als moderne mensen tot op de dag van vandaag ontzettend veel profijt van hebben, zegt Scherjon. ‘De verspreiding van vuur is daar een heel mooi, vroeg signaal van – het eerste dat we kennen.’

New Scientist mei 2021
LEESTIP: meer over de stand van zaken rond het onderzoek naar de denisovamens lees je in New Scientist mei 2021, nog te bestellen in onze webshop.