Nergens kan de evolutie zo naar hartenlust knutselen met levensvormen als op afgelegen eilanden. Fossielen gevonden op Madagaskar, Kreta en Nieuw-Zeeland vertellen over vreemde en uitzonderlijke wezens die daar ooit ronddwaalden. Maar ook verraden hun overblijfselen opmerkelijke overeenkomsten. Evolutionair detective Alexandra van der Geer speurt namens Naturalis naar de tijdloze trends in eilandevolutie.

De succesformule voor spannende evolutie is bekend. Isoleer eerst een ecosysteem duizenden ­millennia lang. Doorbreek deze afzondering periodiek met invasies door soorten uit een totaal andere leefwereld. De resulterende golven van botsing, transformatie en uitsterving dwingen de evolutie tot zijn meest spectaculaire staaltjes.

De grootogige lemuren van Madagaskar en de springende kangoeroes van Australië zijn uitkomsten van dit recept. En de cyaanblauwe waaierduiven van Nieuw­-Guinea. En vooral ook de zoog­dieren die paleontoloog Alexandra van der Geer ­‘juweeltjes’ noemt: uitgestorven eiland­bewoners die met hun overblijfselen ­evenveel indruk maken als vragen ­oproepen.

Voor één zo’n juweel kroop Van der Geer meermaals door de ruige grottenstelsels langs de kust van Kreta. Daar ­bekeek ze met eigen ogen de vindplaatsen van ­Candiacervus ropalophorus. Dit hert­achtige creatuur pronkte niet met een complex gekronkeld gewei, maar met twee palen, langer dan zijn eigen lichaamslengte. ‘Die geweien zijn echt absurd. Toch zullen ze een functie hebben gehad. Maar welke?’

Snorkelslurf

Van der Geer is verzot op dit soort evolu- tionaire puzzels. Thuis tuurt ze graag naar ge-3D-printe versies van fascinerende vondsten. Inclusief een volledig skelet van een forse duifachtige vogel. ‘Een dodo.’ En een grote gave kies. ‘Die komt van de ­dwergolifant van Sicilië. Die beesten ­werden niet groter dan shetlandpony’s. Ze stamden af van kuddes grote olifanten die zich zwemmend over het Middellandse Zeegebied verspreidden.’ Zwemmend? ‘Ja, ze gebruikten hun slurf als snorkel en ­trokken de zee in. Stormen en sterke ­stromingen dreven hen naar verre kusten. En op alle eilandjes waar ze arriveerden, gebeurde hetzelfde: de olifanten krompen in rap tempo.’

Dat lot trof ook de nijlpaarden van ­Cyprus. En de herten van Sardinië. Op het Indonesische eiland Flores krompen zelfs de mensen. Maar niet alleen verdwerging is een terugkerend kenmerk van eiland­evolutie. Neem het tropische eiland Pitcairn, waar in 1790 de muiters van The Bounty hun toevluchtsoord vonden na een tocht van 6500 kilometer. De zeelieden konden hun geluk niet op. Op dit extreem afgelegen eiland in de Stille Zuidzee zouden ze onvindbaar zijn voor de ­jagende schepen van de Britse vloot. ­Bovendien troffen ze er vruchtrijke bomen aan, vogels in de lucht en vissen in de zee. En geen ­enkel teken van wilde zoogdieren, uitgezonderd een beestje dat ’s nachts langs de hutjes scharrelde. We weten nu dat deze Polynesische rat toen al alle ­eilanden in de Stille Zuidzee bevolkte. De knaagdieren waren eeuwen daarvoor ­meegelift op de kano’s van de Polynesiërs. ‘En op al die ­eilanden zijn ze in korte tijd flink gegroeid’, vertelt Van der Geer.

Afbeelding 1
Alexandra van der Geer meet een rib van een Cypriotisch dwergnijlpaard. Beeld: Bram Belloni

Aantrekkelijke fratsen

Verreuzing en verdwerging kennen paradoxaal genoeg dezelfde oorzaak, meent Van der Geer. ‘Denk maar na. Grote roofdieren leven vaak solitair. Dus als ze op een eiland terechtkomen, planten ze zich niet voort. Bovendien zijn ze als top van de voedselpiramide kwetsbaar voor ecologische instortingen. En als ze verdwijnen, heeft dat grote gevolgen.’ Zonder de dreiging van uit de klauwen gewassen katten hoeven olifanten niet enorm groot te zijn om veilig te blijven. Scheelt toch weer tientallen kilo’s voedselbehoefte per dag. En voor kleine dieren geldt dat ze in wat grotere uitvoeringen hun soortgenoten kunnen verslaan zonder dat dit ten koste gaat van verstopplekjes waar roofdieren ze niet ­kunnen vinden. Zodoende verdwergen op ­eilanden de nijlpaarden en verreuzen de knaagdieren.

Van der Geer ziet nog een interessante trend. Eilandbewoners verliezen vrijwel altijd de strijd van dieren die oversteken van het vasteland. Levend in weelde en rust daalt bij eilanders het voortplantingstempo en de territoriale agressie. De ­evolutionaire focus komt meer te liggen op het ontwikkelen van seksueel aantrekkelijke fratsen. Mogelijk verklaart dat ook de lange palen van de Kretenzer. Leuk om de andere sekse te bekoren, minder handig als zich plots vanuit het vaste land een concurrent aandient die nog wel gestaald is in de soortenstrijd.

Zodra de invasieve soort eenmaal de macht heeft overgenomen, vervalt die langzaam in hetzelfde patroon – om een miljoen jaar later weer verdrongen te ­worden door een nieuwe lading vastelandbewoners. ‘Die cyclus is zo goed als ­onvermijdelijk.’

De vrije hand

Tenzij wij ingrijpen. Zoals enkele jaren ­geleden op Henderson, een eiland gelegen naast Pitcairn. De fanatiek vretende en seksende Polynesische ratten begonnen een existentiële bedreiging te vormen voor de vogels die daar al millennia argeloos op hun eieren broeden. Met gifgassen werden honderdduizenden ratten gedood. Slechts enkelen overleefden.

‘Ik fantaseer soms over een groot, afgelegen eiland waar we ons niet meer mee bemoeien’

Maar: inmiddels stijgt de rattenpopulatie weer explosief. Moeten we dan maar ­blijven ingrijpen om zwakkere soorten te beschermen? Van der Geer aarzelt. ‘We moeten niet denken dat soorten stabiel ­horen te zijn. De natuur is een rivier van voortdurende verandering. Die stroming moet je niet geforceerd tot stilstand willen brengen.’

Aan de andere kant kan het miljoenen ­jaren duren voor de evolutie vervangende soorten ontwikkelt, vervolgt Van der Geer. ‘Dus ja, we moeten ons best blijven doen om inheemse soorten te behouden. Maar toch… Ik fantaseer soms over een groot en afgelegen eiland waar we ons niet meer mee bemoeien. Zelfs niet om schattige ­kuikentjes of zeldzame planten te redden. Zodat de evolutie weer de vrije hand krijgt. Dat heeft in het verleden toch heel aardige resultaten voortgebracht.’

Dit artikel kwam tot stand in ­samenwerking met Naturalis Biodiversity Center.