Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Hein Fleuren (61), hoogleraar Data Science in de praktijk bij de Tilburg University.
‘Mijn werk heeft zich altijd op het grensvlak van wetenschap en consultancy bevonden en deze combinatie is in één woord geweldig. Ze hebben invloed op elkaar en kunnen elkaar enorm versterken. Wat ik de consultancywereld tegenkom kan ik weer bij mijn studenten of mijn werk op universiteit gebruiken. Wat ik daar leer, brengt mijn onderzoek verder en andersom.
In het dagelijkse leven probeer ik met behulp van grote hoeveelheden data transport slimmer te maken. We maken wiskundige modellen en die optimaliseren we. Dagelijks worden er miljoenen pakketten verstuurd die worden vervoerd door meer dan tienduizenden vrachtauto’s. Als mens kan je dit niet meer overzien, maar met wiskunde kan je de logistieke systemen veel beter ontwerpen. Je kan ons werk een beetje vergelijken met het in elkaar zetten van een goed spoorboekje. Dat is zeer complex, maar als het werkt, dan rijden de treinen efficiënt en op tijd.
We hadden in het verleden ooit een opdracht van transportbedrijf TNT en uiteindelijk heeft dat tot een besparing van 200 miljoen euro geleid en werd er een kwart miljard kilo CO2 minder uitgestoten.
Mijn grootste moment van inzicht heb ik te danken aan Peter Bakker, voormalig topman van datzelfde TNT, die later betrokken was bij het Wereldvoedselprogramma. Dit is niet alleen de grootste hulporganisatie ter wereld, maar mondiaal gezien ook de grootste transporteur. Peter vroeg me of dat wat ik normaal gesproken deed voor beursgenoteerde bedrijven, ook niet zou kunnen uitvoeren bij het Wereldvoedselprogramma. Ik zei ja en heb daar vervolgens twee jaar lang aan gewerkt. Ik heb met mensen gepraat en samen met vijf verschillende afstudeerders veel data geanalyseerd, systemen gemodelleerd en steeds weer andere problemen aangepakt.
De vragen die we wilden beantwoorden zijn: wat moet ik inkopen, waar doe ik dat en hoe transporteer ik het vervolgens. Er zaten onvoorstelbaar veel beslissingsmomenten, maar toen het systeem uiteindelijk draaide, bespaarden we 150 miljoen dollar. Omgerekend betekent dat dat het Wereldvoedselprogramma twee miljoen mensen een jaar lang kan voeden. Toen ik zag dat het allemaal werkte, werd ik overvallen door een ongekend rijk gevoel. De conclusie: met behulp van wiskundige optimalisatie hebben minder mensen honger.’