Wetenschappers van de Universiteit van Barcelona hebben een verband gevonden tussen de grootte van groepen jager-verzamelaars en de hoeveelheid vlees die er in hun dieet zit. Hierdoor kunnen we nauwkeuriger inschatten hoeveel jager-verzamelaars in een bepaald gebied kunnen leven.
Hoe groot een populatie van jager-verzamelaars is, hangt sterk af van het plaatselijke ecosysteem. Doordat ze niet aan landbouw doen, zijn ze volledig afhankelijk van het voedsel dat de natuur hen biedt. Als er alleen maar jagers-verzamelaars zouden bestaan, zou de wereldbevolking niet groter kunnen zijn dan een paar miljoen mensen.
Hongerwinter
Toch kun je de bevolkingsdichtheid van jager-verzamelaars niet goed voorspellen aan de hand van de jaarlijkse voedselproductie. Een groep kan namelijk niet groter worden dan het aantal mensen dat zij in het magerste seizoen kan voeden. Ook al is er in de rest van het jaar eten in overvloed, een enkele hongerwinter kan de groepsgrootte drastisch inperken.
Wie alleen naar de totale jaarlijkse voedselproductie kijkt en niet naar de spreiding, verliest dus een hoop uit het oog. Door deze spreiding kan de bevolkingsomvang van twee gebieden met dezelfde jaarlijkse voedselproductie een factor honderd van elkaar verschillen. In eerder onderzoek naar het verband tussen bevolkingsdichtheid en de lokale voedselproductie werden deze seizoenseffecten maar zeer beperkt meegenomen.
Oude jager-verzamelaars hadden nauwelijks bezittingen en geen schrift. Dit maakt archeologisch onderzoek erg ingewikkeld. De onderzoekers hebben daarom gekeken naar de driehonderd nog overgebleven groepen jager-verzamelaars en hun leefgebieden. Daarbij werd een duidelijk verband gevonden tussen de hoeveelheid vlees die een groep in hun dieet had en de bevolkingsdichtheid.
Jagen in magere tijden
Wat verklaart dat verband? Het aantal dieren in een gebied is veel minder seizoensgebonden dan het aantal planten. Doordat dieren vaak veel schaarser zijn, zal jagen pas een goede strategie worden als er nauwelijks meer eetbare planten groeien. Er is dus sprake van een indirect verband: in tijden waarin er weinig planten groeien, schakelen de groepen noodgedwongen over op jagen.
Het voedingspatroon laat hierdoor goed zien hoe seizoensgebonden de voedselproductie in een gebied is. Dat kan deels verklaren waarom gebieden met een hoge voedselproductie soms een lage bevolkingsdichtheid hebben.
Kritiek
Robert Kelly, antropoloog aan de Universiteit van Wyoming, is kritisch op het onderzoek. ‘Dat de voedselproductie hooguit als zeer grove indicator kan dienen voor de bevolkingsdichtheid, is algemeen bekend. Ook mist het onderzoek een belangrijke factor door maritieme voedselbronnen, zoals vissen, buiten beschouwing te laten. Groepen die daar sterk op leunen zijn echter wel meegenomen in de data. Daarnaast was het ook al eerder bekend dat jager-verzamelaars in gebieden met korte groeiseizoenen overschakelen op andere voedingsbronnen. Daarbij heeft vissen vaak de voorkeur boven jagen, omdat dat makkelijker valt op te slaan. Het model dat ze gebruikt hebben heeft echter wel veel potentie in het vakgebied.’
De onderzoekers zijn nu van plan om hun model toe te passen op jager-verzamelaarspopulaties uit het verleden. Daar zitten echter wel wat haken en ogen aan. De huidige groepen jager-verzamelaars hebben vaak wel interactie gehad met de geïndustrialiseerde wereld. Hierdoor eten sommige groepen moderne landbouwproducten als aanvulling op hun voedingspatroon als jager-verzamelaars. Het is dus de vraag in hoeverre de resultaten naar het verleden zijn door te trekken.