Er komen vreemde radiosignalen uit het Melkwegcentrum. Ze gaan schijnbaar willekeurig aan en uit, en hun bron lijkt anders dan alles wat we eerder hebben gezien.
De bron van deze straling heeft de bijnaam ‘Andy’s object’ gekregen, naar astronoom Ziteng Wang van de Universiteit van Sydney, die ook wel Andy wordt genoemd. Hij ontdekte de radiogolven als eerste. In 2020 zagen Wang en zijn collega’s de emissies zes keer met de Australische radiotelescoop Square Kilometre Array Pathfinder. Daarna deden zij verdere waarnemingen met de MeerKAT-radiotelescoop in Zuid-Afrika.
De onderzoekers ontdekten dat het object zo nu en dan voor enkele weken oplichtte, maar het grootste deel van de tijd donker was. Toen het afgelopen februari – meerdere maanden na de eerste detectie – weer begon te stralen, richtten de astronomen enkele van de krachtigste niet-radiotelescopen op aarde op het object. Ze zagen echter niets.
‘We hebben gekeken op iedere andere golflengte waarop we kunnen – helemaal van het infrarood via optisch naar röntgenstraling – maar we zien niks’, zegt astrofysicus David Kaplan van de Universiteit van Wisconsin-Milwaukee, lid van het onderzoeksteam. ‘Het lijkt dus niet consistent met enig ander type ster dat we kennen.’
Klein, maar sterk
Het feit dat het object niet zichtbaar was in enig ander golflengtegebied sloot meerdere mogelijke verklaringen uit. Zo weten we dat het niet gaat om een normale ster of een magnetar, een neutronenster met een krachtig magnetisch veld.
Wat Andy’s object ook mag zijn, de polarisatie van de radiogolven geeft in elk geval aan dat het waarschijnlijk een sterk magnetisch veld heeft. Ook lijkt het object klein. Dit maken de onderzoekers op uit het feit dat de helderheid ervan gedurende oplichtingen tot een factor honderd varieert, en deze ‘uitbarstingen’ bijzonder snel verdwijnen – soms wel binnen een dag.
Geen enkel bekend hemellichaam bezit al deze vreemde eigenschappen. ‘Het is een interessant object, dat vooralsnog al onze pogingen om het te verklaren in de war heeft geschopt’, zegt Kaplan. ‘Misschien komen we er ooit achter dat het ‘gewoon’ een vreemd exemplaar is uit een bekende klasse van objecten. Maar dat zou dan wel de grenzen verleggen van hoe wij denken dat deze objecten zich gedragen.’