De wereldwijde bananenteelt leunt sterk op slechts één type banaan, en uitgerekend die variant dreigt ten onder te gaan aan een invasieve schimmel. Het is de hoogste tijd dat de wetenschap de juiste middelen vindt om die schimmel te verslaan, betoogt plantonderzoeker Gert Kema.
Bananen zijn in de Westerse wereld vooral populair als gezond tussendoortje of krachtvoer voor sporters. In de Derde Wereld vormen bananen echter het basisvoedsel voor miljoenen mensen. Slechts 15 procent van alle bananen die wereldwijd worden geproduceerd, gaat de landsgrenzen over. De overige 85 procent van de geteelde bananen wordt verhandeld op lokale markten. Die ‘exportbananen’ zijn vrijwel uitsluitend dezelfde bananenvariant: de Cavendish. Ook op de lokale markten zie je veel Cavendish-bananen.
Die populariteit dankt de Cavendish-banaan aan zijn resistentie tegen de zogeheten panamaziekte, die wordt veroorzaakt door de bodemschimmel Fusarium oxysporum f.sp. cubense. In de vorige eeuw groeide die schimmel in Zuid-Amerika uit tot een ware epidemie. De exportbanaan behoorde op dat moment hoofdzakelijk tot het Gros Michel-ras. Dat ras bleek echter zeer vatbaar voor panamaziekte, waardoor de teelt ervan uiteindelijk onmogelijk werd en er een vervangend ras moest komen.
Op dat moment kwam de Cavendish-banaan in beeld. Dat ras is een natuurlijke curiositeit – en dus geen product van plantenveredeling – die ooit door botanici in Azië was verzameld en sindsdien in botanische tuinen in stand werd gehouden. Omdat de panamaziekte inmiddels op alle continenten is neergestreken, heeft de teelt van Cavendish-bananen een enorme vlucht genomen. Het gevolg is dat de gehele exportsector, plus de grote lokale markten, afhankelijk is van dat ene ras. Tot de negentiger jaren leek die situatie onder controle. De Cavendish-banaan had de exportteelt gered, de sociale onrust en werkeloosheid waren bedwongen en de aandacht voor de panamaziekte ebde weg.
De rust werd echter flink verstoord in 1992, toen men een nieuwe Fusarium-stam ontdekte die de Cavendish-banaan wel aantast: de zogeheten Tropical Race 4 (TR4). Omdat er niet direct groot alarm werd geslagen, kon TR4 zich de afgelopen twintig jaar door heel Zuidoost Azië verspreiden. Vorig jaar is de schimmel voor het eerst buiten Azië opgedoken, in Jordanië en Mozambique. Die continental leap van TR4 heeft veel publiciteit gekregen. Dat is terecht, omdat TR4 nu gebieden heeft bereikt waar de banaan een volksvoedsel is. De alarmbellen zijn nu alsnog gaan rinkelen (zie ook het bericht in Nature).
Fusarium verspreidt zich sluipend, en is moeilijk te volgen. Ondanks het feit dat weefselkweek van bananen een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt, is verspreiding van Fusarium door geïnfecteerde stekken nog steeds mogelijk. Ook verontreinigd gereedschap, water en schoeisel spelen een grote rol bij de verspreiding.
Het is nog niet bekend welke lokale bananenvariëteiten resistent zijn tegen TR4. Daarom is het noodzakelijk om grote onderzoeksprogramma’s breder te ondersteunen en uit te bouwen, zodat er snel een database van resistente bananen beschikbaar is. Bovendien moeten de trage, ouderwetse diagnostische testen worden vervangen door snelle moleculaire diagnostica die zowel op planten, als op grond en water kunnen worden ingezet.
Genoom
Met alleen wetenschappelijke tools komen we er echter niet. Er moet hard worden gewerkt aan maatregelen om de ziekte te beheersen, aan voorlichtingscampagnes en aan methoden om verspreiding tegen te gaan. Dat alles vraagt niet alleen om technische oplossingen, maar ook om regelgeving en handhaving.
Gelukkig heeft onderzoek de laatste jaren veel resultaten opgeleverd waardoor de situatie niet zo hopeloos is als in de vorige eeuw. Zo is in 2012 het genoom van de wilde banaanvariant Musa acuminata var. malaccensis in kaart gebracht, en is tevens het DNA ontrafeld van diverse Fusarium-stammen die de panamaziekte veroorzaken.
Dat heeft geleid tot nieuwe onderzoeks-initiatieven, waardoor het genetisch modificeren van bananen niet langer verre toekomstmuziek is. Het opsporen van resistentiegenen in wilde bananen gaat nu een hoge vlucht nemen. Dat moet het mogelijk maken om Cavendish-bananen in de toekomst te verrijken met resistentiegenen. Ook de klassieke veredeling van de banaan profiteert enorm van de kennis die met deze ontwikkelingen wordt opgedaan, omdat het ongekende mogelijkheden biedt om de selectie van goede eigenschappen veel sneller en eenvoudiger te laten verlopen.
Het einde van de banaan is dus nog niet in zicht. Toch blijft TR4 vooralsnog een zeer grote bedreiging voor de mondiale bananenteelt, die enorme gevolgen kan hebben voor de voedselzekerheid daar waar de banaan basisvoedsel is. Het moet mogelijk zijn om TR4 de das om te doen, maar snelheid is geboden.
Gert Kema is plantonderzoeker bij de Wageningen Universiteit en Research Centrum. Hij is tevens secretaris van de European Federation of Plant Pathology. Kema pleit voor een mondiale aanpak van de schimmel TR4, die een grote bedreiging vormt voor de banenteelt.