De Britse Industriële Revolutie zou nooit tot stand zijn gekomen zonder kinderarbeid. Dit blijkt uit onderzoek van Jane Humphries, professor economische geschiedenis aan Oxford University in Engeland.

16 augustus 2010 | Bron: BBC History magazine

Tijdens de Industriële Revolutie vond in Groot-Brittannië een enorme toename van productie plaats, waardoor de vraag naar arbeid steeg. Fabriekseigenaren waren op zoek naar goedkope, kneedbare en snel lerende werkkrachten. Deze vonden zij in de kinderen uit de stedelijke arbeiderswijken. De kinderen kregen geen loon en werden slechts gevoed en gehuisd.

Werkte in de 18de eeuw nog maar 35 procent van de tienjarige jongens uit de arbeidersklasse, in de periode tussen 1791 en 1820 steeg dit aantal met 55 procent. Tussen 1821 en 1850, toen de industrialisatie versnelde, was er sprake van een stijging van 60 procent.

Behalve de stijgende vraag was er volgens Humphries nog een andere oorzaak voor de toenemende kinderarbeid, namelijk de afwezigheid van de vaders in veel Britse gezinnen. Tijdens de 18e eeuw vielen steeds meer families uit elkaar. Door oorlogen, de opbouw van het Britse imperium en de arbeidsmobiliteit waren mannen vaak ver van huis of sneuvelden. Hierdoor werden moeders gedwongen hun kinderen te laten werken.

Een gevolg van de toenemende kinderarbeid was, volgens Humphries, de veranderde rol van de vrouw. Waar de vrouw voorheen nog de tweede verdiener in het gezin was, werd zij nu verdrongen door haar jonge zonen. Mannen en jongens werkten, weg van de huiselijke omgeving – in mijnen, spoorwegen, fabrieken en havens – terwijl de vrouwen thuis bleven met de overige kinderen en het huishouden.