Recente tests met een experimentele reactor hebben laten zien dat het alternatieve concept een zichzelf in stand houdend fusieproces kan realiseren. Dit stellen onderzoekers van het Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology en Columbia University.

Het ontwerp van de LDX-reactor (Levitated Diapole Experiment) wijkt sterk af van het tokamak-concept, waarop de ITER-centrale is gebaseerd. Terwijl in een tokamak-reactor magneten in de wand het plasma in bedwang houden, controleert de LDX-installatie het hete gas met één krachtige magneet in het hart van de machine.
Deze ringvormige magneet meet ongeveer 1 m in diameter en heeft een massa van 550 kg. Vloeibaar helium koelt de supergeleidende magneet tot 4,5 K, waarna een externe inductiespoel de spoel laadt tot een stroomsterkte van 1 MA. Een derde spoel, die zich aan de bovenzijde van het 5 m grote installatie bevindt, positioneert de magneet vervolgens tot op 0,5 mm nauwkeurig zwevend in het midden van de reactor. Levitatie is essentieel, omdat een draagconstructie het magnetisch veld zou verstoren.
Recente tests hebben laten zien dat in de plasmawolk, die door de zwevende magneet in bedwang word gehouden, zogeheten turbulente verdichting optreedt – normaliter leidt turbulentie juist tot een afname van de dichtheid. Verdichting is essentieel om het fusieproces gaande te houden, waarmee het LDX-concept zich in potentie leent voor elektriciteitsproductie. De onderzoekers benadrukken echter dat de techniek hier nog lang niet rijp voor is.