Basketballers kunnen de perfecte vrije worp in de vingers willen krijgen, kunnen de kunst afkijken van de wetenschap. Ingenieurs van de universiteit van North Carolina rekenden een paar honderdduizend computersimulaties van vrije worpen door, en leidden daar uit af hoe een basketballer het best kan werpen.

De schutter moet de bal ongeveer drie hertz backspin geven, zodat de bal zo’n drie keer achterover rondwentelt voordat hij na een seconde in de basket belandt. Door de backspin valt de bal dood zodra hij het achterbord of de rand van de basket raakt. De schutter moet mikken op vijf centimeter van de achterkant van die rand. Mikken op het centrum van de basket verlaagt de kans op succes met drie procent.

Naast goed mikken moet de speler de bal op een zo hoog mogelijk punt loslaten onder een hoek van 52°, zodat op het hoogste punt van de baan de bal zich nog geen vijf centimeter onder de bovenkant van het achterbord bevindt.

De berekeningen werken echter alleen voor spelers met een lichaamslengte van 1,98 meter, die spelen met een bal voor mannenbasketbal – de ‘vrouwenbasketbal’ is 2,54 centimeter kleiner in omtrek, oftewel 1 inch. Voor spelers met een andere lengte zullen nieuwe berekeningen nodig zijn.

Erick Vermeulen