De dodelijke stralingssoort die de Russische spion Aleksandr Litvinenko in 2006 het leven kostte, kan ook werken tegen kanker en mogelijk zelfs tegen aids.
De kunst is om moleculen in te zetten die alleen de kwaadaardige tumorcellen opzoeken.
De nieuwe methode is opmerkelijk, omdat ze gebruik maakt van alfastraling in plaats van de gammastraling die artsen normaal gebruiken om tumoren te bestralen. Anders dan gammadeeltjes komen alfadeeltjes niet eens door de dode cellen van de menselijke opperhuid heen komen. Daarom zijn beruchte alfastralers als plutonium en polonium nog ongevaarlijk als je ze in je binnenzak meedraagt.
Anderzijds, in de fractie van een millimeter weefsel waarin alfastraling wél wordt geabsorbeerd, geven ze verwoestend veel energie af. Daarom zijn beruchte alfastralers als plutonium en polonium in je binnenzak ongevaarlijk, terwijl microgrammen ervan al dodelijk zijn als ze eenmaal door je lichaamscellen zijn opgenomen.
Het lijkt dan ook gekkenwerk om bij een kankerpatiënt een alfastraler in de bloedbaan te injecteren, zoals onderzoekers van het Europese Instituut voor Transuranium Elementen (ITU) in Karlsruhe samen met een aantal ziekenhuizen heeft gedaan.
Toch lijkt de combinatie van chemotherapie met de nieuwe therapie vooral bij leukemie een duidelijke verbetering te geven”, vertelt ITU-onderzoeker Alfred Morgenstern. Het aantal behandelde patiënten is overigens nog wel te klein om harde uitspraken te doen, benadrukt Morgenstern.
‘Monoclonale antistoffen’ maken het cruciale verschil. Dit zijn kunstmatig gemaakte eiwitmoleculen die zich heel specifiek hechten aan receptoren op één celtype en daarna heel specifiek hechten aan een bepaald type cel. Monoclonale antistoffen maken bijvoorbeeld ook verschil tussen gezonde cellen en tumorcellen.
Aan de antistoffen zijn radioactieve bismut-213- of actinium-225-atomen chemisch ‘vastgeplakt’. Na injectie hechten de radioactief gemaakte antistoffen zich al snel hechten aan het type cel dat het doelwit vormt. De alfastraling, met zijn uiterst korte dracht, komt vanaf dat moment vrijwel volledig in deze cellen terecht.
Dat is de theorie. In praktijk is de therapie minder geschikt voor grote, massieve tumoren, omdat de antistoffen zich aan de buitenkant van zo’n tumor verzamelen en richt zich nu op chronische en acute myeloïde leukemie, melanoom en non-Hodgkin lymfoom. Toch wordt de therapie ook getest op hersentumoren. Door de buitenlaag af te laten sterven, moet het gemakkelijker worden om de hele tumor chirurgisch te verwijderen, zonder de hersenen daarbij te veel te beschadigen.
De therapie is misschien ook effectief tegen aids, al is men nog niet verder dan proeven met muizen. Monoclonale antistoffen kunnen in principe onderscheid maken tussen T-cellen die wel of niet zijn geïnfecteerd met hiv. Door de extreem korte dracht van de straling van bismut (0,07 millimeter) zouden op die manier selectief de geïnfecteerde cellen worden uitgeschakeld.