Patiënten met angst- en depressiestoornissen vertonen veel verschillen in ziekteverloop. En wanneer hun herstel goed gaat, kunnen ze na een paar jaar toch nog een terugval ervaren. Het is lastig om een goede therapie te vinden. Brenda Penninx draagt met haar psychosomatische onderzoek een steentje bij aan de ontwikkeling van behandelingen. Daarvoor ontvangt ze op 24 september de J.J. Groen Prijs.

Waarom bent u zich als epidemioloog gaan verdiepen in angst- en depressiestoornissen en niet in andere ziekten?

‘Wereldwijd staan angst- en depressiestoornissen in de top 10 van ziekten die veel impact op patiënten hebben. De stoornissen hebben niet alleen met de mentale gezondheid te maken, maar ook met de lichamelijke. En we weten dat ze de behandeling van lichamelijke ziekten kunnen verstoren. Deze aandoeningen zijn dus van belang voor alle dokters. Toch zijn er relatief weinig wetenschappers die hier onderzoek naar doen. Daarom vond ik het belangrijk om de mentale en lichamelijke gezondheid mee te nemen in het NESDA-initiatief (Nederlandse Studie naar Depressie en Angst, red.).’

Is het lastig om mensen met angst en depressie te vinden die willen meewerken aan onderzoek?

‘De verwachting was dat het moeilijk zou zijn om psychiatrische patiënten te werven, maar onze studie laat zien dat het mogelijk is. We volgen sinds het begin van deze eeuw 3358 mensen. Sommigen daarvan zijn inmiddels overleden of uit beeld. Nog steeds hebben we een heel grote groep over. Sterker nog, we volgen inmiddels ook broers en zussen, en de kinderen van participanten. Weinig studies kijken naar zo’n omvangrijke groep. Het is namelijk wel 2,5 jaar hard werken om een grote groep bij elkaar te krijgen. Veel van onze deelnemers vinden dit onderzoek heel belangrijk en waarderen het dat we zo uitgebreid kijken naar angst- en depressiestoornissen.’

Waardoor is jullie onderzoek zo uitgebreid?

‘Ten eerste hebben we een breed cohort; we onderzoeken niet alleen mensen uit GGZ-instellingen, maar ook patiënten uit huisartspraktijken. We volgen ze over de jaren heen – nu zijn we bijvoorbeeld al dertien jaar met metingen bezig. Tijdens die jaren bekijken we de ontwikkeling van de mentale en lichamelijke gezondheid op allerlei niveaus, waaronder cellulair. We doen genetisch onderzoek en kijken naar de invloed van omgeving. Kinderen van mensen met angst- en depressiestoornissen hebben helaas meer kans om zelf ook stoornissen te ontwikkelen. Dit kan deels met genetica te maken hebben. Voor een deel kan het ook komen doordat kinderen in een andere omgeving opgroeien, waardoor sommigen zich bijvoorbeeld niet goed kunnen hechten aan hun ouders.’

Brenda Penninx.

Wat zijn tot nu toe de belangrijkste resultaten van NESDA?

‘Een van de belangrijkste bevindingen is het beloop van angst- en depressiestoornissen. We zien in ons onderzoek over de tijd wel herstel, maar na zes jaar zijn er toch veel mensen die terugvallen. Of patiënten switchen van een angststoornis naar een depressiestoornis of andersom, of naar een lichamelijke stoornis zoals overgewicht of diabetes.

Verder komt de heterogeniteit van depressie steeds naar voren. Er zijn heel grote individuele verschillen tussen patiënten. We zien bijvoorbeeld nu dat bij sommige mensen het immuunsysteem en de metabole activiteit ontregeld zijn. Maar dit geldt weer niet voor iedereen. We moeten specifiekere behandelingen vinden.’

Bekijken jullie de effecten van bepaalde behandelingen?

‘Ja, dat doen we in behandelstudies die los staan van het NESDA-project. Meestal bestaan behandelingen uit medicatie en gedragstherapie, maar leefstijlaanpassingen zijn ook mogelijk. We kijken nu naar de effecten van voeding en rentherapie. De meeste mensen weten dat het belangrijk is om meer te bewegen, maar met name bij psychiatrische patiënten is het niet genoeg om dat te vertellen. De studies over rentherapie zijn we nog aan het evalueren.

In een grootschalig Europees project hebben we helaas niet kunnen bevestigen dat een bepaald voedingspatroon helpt bij milde depressie, maar we willen bekijken of het bij mensen met ernstige depressiestoornissen wel helpt.’

Jullie groep participanten maakt nu ook de coronacrisis mee. Hoe reageren ze daarop?

‘Voor alle mensen – maar met name voor mensen met angst- en depressiestoornissen – lijkt de pandemie een ware stresstest. In de bevindingen die we tot nu toe hebben, lijkt de impact voor ons cohort echter mee te vallen. De patiënten scoren ten tijde van de pandemie wel hoog voor testen over angst en depressie, maar dat deden ze voor de pandemie ook al. Deze coronacrisis is mogelijk niet alleen maar negatief voor mensen. Het geeft ook rust en regelmaat. De toename in angst- en depressie-symptomen tijdens de coronacrisis lijkt vooral bij gezonde personen voor te komen, maar die toename is minimaal en waarschijnlijk niet klinisch relevant.’


Eén keer in de twee jaar ontvangen twee wetenschappers de senior- of juniorprijs van de Joannes Juda Groen Prijs. De Amsterdamse Joannes Juda Groen was in de twintigste eeuw een van de eerste wetenschappers die zich inzette voor het onderzoek naar de interactie tussen lichaam en geest. Brenda Penninx, hoogleraar psychiatrische epidemiologie aan het Amsterdam UMC, locatie VUmc, krijgt dit jaar de seniorprijs voor haar interdisciplinaire onderzoek naar angst en depressie. De uitreiking vindt plaats op 24 september 2020. De livestream begint om 13.30 uur.

Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door Stichting voor Interdisciplinair Gedragsonderzoek (SIGO).