Ze liggen er op, acht zonnepanelen, 2240 wattpiek sterk. Achter in de tuin op het garagedak. De Drentse band Skik neuriet in mijn hoofd: noe is ’t wachten op de sunne, wachten op de sunne.
De optimist in mij juicht. We zijn weer een beetje dichter bij energieneutraal leven: een vaag doel, dat we met ons jaren 30-huis niet echt verwachten te halen. Maar we doen wel stapjes die kant op.
De pessimist sist venijnig dat de productie van die cellen heel wat stroom heeft gekost, en dat ik voorlopig dus dik in de min sta. Wat is de energetische terugverdientijd?, zanikt het stemmetje. Het is dat nare ‘maar’-stemmetje dat ervoor gezorgd heeft dat die cellen er niet al veel eerder zijn gekomen.
De optimist weet het niet precies, maar herinnert zich ‘een jaar of zeven’ uit een lezing over zonnecellen. Dat halen we makkelijk met een gegarandeerde levensduur van 20 jaar.
Je denkt toch niet dat acht paneeltjes zoden aan de dijk zetten?, vraagt de pessimist. Het garagedak is vol, maar daarmee dek je de elektriciteitsrekening niet eens. En dan stook je ook nog gas. Nee, dit is klein bier als je het over energieneutraal leven hebt.
Nou en, alle beetjes helpen toch?, kaatst de optimist.
Hoe zei David MacKay dat ook alweer zo mooi, in zijn boek Without the hot air. ‘Have no illusions. If everybody does a little, we will achieve a little’, jent mijn pessimist. Jouw cellen besparen in het grote geheel echt nulkommanulkommanul. Serieus vergroenen, dat kan alleen in Den Haag. Die kunnen alle doorwaai-sociale woningbouwflats laten isoleren. Goedkoper en effectiever.
Maar ik werk niet in Den Haag en ik woon niet in een doorwaai-sociale woningbouwflat, stamelt de optimist.
Wereldwijd gezien betekent Den Haag trouwens ook nulkommanulkommanul. Weet je wat ze er in China dagelijks doorheen jassen? Nee, jouw achtertuingeneuzel helpt de wereld geen fluit. Je bent minder dan een druppel in de oceaan. De pessimist komt lekker op gang.
Zeur jij maar, antwoordt de optimist, zeur jij maar. Als we naar jou luisteren, verandert er nooit wat. Ik help de zonnecelindustrie tenminste vooruit. En als de boel is terugverdiend, dan heb ik gratis stroom. Fijn toch, als zzp-er met een mager pensioen.
De pessimist is niet onder de indruk. Hoe lang duurt dat wel niet? Tien jaar? Je had het geld ook kunnen beleggen. Had meer opgeleverd.
Ik ben geen belegger, bijt de optimist terug. Het geld stond te rotten op de spaarrekening. Weet je wat de rente doet, tegenwoordig, en de inflatie? Je kan er beter spullen van kopen. Over een jaar weet ik toch niet meer precies wat het hele grapje heeft gekost. Als de zon morgen schijnt, sta ik juichend voor de meterkast.
Ha, lacht de pessimist. Heb je het weerbericht gezien? Weet je wel dat het december is? Ooit van de donkere dagen gehoord?
Val dood, zegt de optimist. Krijg een rolberoerte, bemoei je er niet mee. Misschien is het niet verstandig. Misschien zijn de panelen over vijf jaar goedkoper en beter. Misschien had ik het geld effectiever kunnen besteden. Maar het voelt goed. Het voelt heel goed. En gekocht is gekocht. Niet meer storen nu: ik wacht op de zon.