In de paar weken dat ik op vakantie was, bleek er iets opmerkelijks te zijn gebeurd in Nederland: onze tolerante houding tegenover cannabis bleek in rook opgegaan.
Aanleiding was de nieuwe Nationale Drug Monitor: het aantal blowers dat hulp zoekt bij het afkicken was sen-sa-tioneel gestegen! Wel 7 procent in een jaar tijd; zo’n 11.000 blowers zitten er momenteel in de verslavingszorg. Het was niet meer of minder dan ‘het einde van softdrugs’, constateerde zelfs de Volkskrant.
Jemig de pemig, ik kan ook nooit eens met vakantie. Erg nieuw is het namelijk niet: al sinds de jaren negentig neemt het aantal blowers dat hulp zoekt bij het afkicken toe. En hoewel het in het persbericht van het Trimbos Instituut natuurlijk lekker stoer stond, die 7 procent toename in een jaar tijd, gaat het in werkelijkheid om de laagste stijging in tien jaar. In 1997 schoot het aantal hulpzoekende blowers nog met 27 procent omhoog, in 2003 met 21 procent.
Toch: opmerkelijk is het wel. Ooit gold cannabis nog als volstrekt onschuldig hippiehulpmiddel. Maar blowen, rommel is het. Steeds meer mensen komen er niet meer op eigen houtje vanaf, en aan de algemeen gehoorde verklaring lijkt niemand te twijfelen: dat komt doordat er steeds meer THC in hasj zit.
Woooo, chill even. Er is ook een andere, veel simpelere verklaring. Misschien zijn blowers niet zozeer verslaafder dan ooit, maar gewoon eerder geneigd om hulp te zoeken. Simpel: omdat veel blowen niet langer done is.
De uitstekende Nationale Drug Monitor (PDF) – een van de fijne bijwerkingen van ons liberale drugsbeleid is dat het drugsonderzoek in ons land tot de wereldtop behoort – geeft daarvoor in elk geval volop aanwijzingen.
Zo staat er tegenover iedere hulpbehoevende ‘probleemblower’ een enorm leger van regelmatige blowers, die blijkbaar níet verslaafd raken (daar ga je al, met de opvatting dat hasj op de een of andere manier ‘verslavender’ zou zijn geworden).
Nog altijd blowen er in Nederland een whopping 466.000 mensen regelmatig; liefst één op de vier heeft het ooit gedaan. En in die cijfers zit verrassend weinig verandering: het blowen onder scholieren zweeft bijvoorbeeld al 20 jaar rond de 8 procent, en bij volwassenen tussen 15 en 64 jaar vinden onderzoekers steevast zo’n 5,5 procent recente gebruikers.
Wat wél is veranderd, is onze houding tegenover hasj. Heette het vroeger dat je aan cannabis hooguit ‘psychisch’ verslaafd kon raken, sinds een jaar of tien, twintig is het juist die psychische verslaving die we niet langer pikken.
Dat past helemaal in de trend van de afgelopen jaren, waarbij we steeds meer gewoontegedrag tot ‘verslaving’ bestempelen, van internet- tot gamesverslaving, en van chat- tot seksverslaving. ‘Verslaafd’ ben je volgens de berucht soepele definities van het handboek voor psychiatrische aandoeningen DSM-IV nu eenmaal al snel.
Zijn die elfduizend stakkers die niet meer op eigen houtje kunnen stoppen dan aanstellers? Natuurlijk niet. Ook aan een levensstijl van zo stoned als een aap in je kamer zitten kun je verslaafd raken. Dat kan akelig, gruwelijk en ontwrichtend zijn – het is alleen wel erg makkelijk om de joint de schuld te geven: de boosaardige drug die u zo heeft gemaakt.
Ja zeg, reláx even dude. Toen socioloog Jerome Himmelstein het imago van cannabis door de jaren heen onderzocht, wees hij erop dat hasj in de Amerikaanse cultuur de ‘dropping out drug’ was geworden: wie veel blowt, is een lafaard die kennelijk niet wil meedoen aan de consumptiemaatschappij. Als ze maar ‘genezen’ worden van het blowen, zouden ze vanzelf weer brave, blije burgers worden die prima sociale relaties aanknopen, een hypotheek nemen en een baan als verkoper bij de keukenspeciaalzaak.
Precies datzelfde gebeurt in ons land. De veelblower is een probleemgeval, een patiënt die snel weer op het rechte maatschappelijke pad moet worden geholpen – net als de games-, chat-, internet- of seksverslaafde. (Voor de goede orde: de normale gang van zaken is dat een veelblower met het klimmen der jaren op een gegeven moment vanzelf wel ophoudt).
Zo is de term ‘verslaving’ steeds meer een containerbegrip, waaronder niet alleen lichamelijk verslavende stoffen als tabak en alcohol vallen, maar ook alles wat ons ervan weerhoudt alerte modelburgers te zijn (het is vast geen toeval dat er voor werkverslaving of sportverslaving géén behandelingen zijn).
En cannabis? Een harddrug?
Zo’n 1,4 miljoen Nederlanders lukt het niet om te stoppen met drinken, zo’n 4 miljoen is verslaafd aan tabak. Intussen sterven er jaarlijks zo’n 23.000 Nederlanders aan de gevolgen van tabak, 1700 aan alcohol, een stuk of honderd door opiaten – en nul door cannabis.
Vogels: ik bedoel maar.