Is dit het nou? Is dit nou echt het winnende essay van de grote essaywedstrijd van de NRC en de ‘Koninklijke Hollandse Maatschappij der Wetenschappen’? Dat was de lichte verbijstering waarin ik achterbleef na het lezen van dat ‘winnende essay’ in de NRC-opiniebijlage van zaterdag (een ingekorte versie; de complete is te vinden op www.nrc.nl/essayprijs)

“Is het geoorloofd ons voordeel te doen met de onkunde van anderen?” Dat was de vraag die de inzenders moesten tackelen. De winnaar werd Hendrik Gommer. De sleutel tot het antwoord, schrijft hij, is te vinden in het boek ‘The Biology of Moral Systems’ van Richard Alexander. Diens standpunt komt erop neer dat we afstammen van apen, levend in groepen, want dat biedt grote voordelen, dus alles wat de groepscohesie in gevaar brengt is ‘fout’ en wat de groep ten goed komt, is ‘goed’. Zo zijn we gebakken. Ziedaar de oorsprong der moraal, volgens Alexander.

Kat voor Dawkins

Na nog een kat te hebben uitgedeeld aan Dawkins en zijn selfish genes, komt Gommer met zijn centrale voorbeeld: een rechtszaak die een man tegen zijn vrouw had aangespannen, omdat ze verzwegen had dat hun enigst kind niet zijn kind was maar van haar minnaar. De rechter sprak de vrouw vrij, aangezien geen enkele wet een mens voorschrijft om zoiets te vertellen.

U ziet hier het eerste probleem: dit voorbeeld gaat niet over onkunde, maar over onwetendheid. En dat is uiteraard heel wat anders. Onwetendheid is te verhelpen door informatieoverdracht. Onkunde, het onvermogen informatie te benutten, is niet simpel te verhelpen. Dat is een fundamenteel menselijk tekort – en dat geeft een compleet andere vraagstelling.

Goed, Gommert wil het dus hebben over onwetendheid. Wat is zijn oordeel? Heeft de vrouw fout gehandeld? Niet op individueel niveau. Ze heeft haar genen laten vertroetelen. Maar hoe zit dat met Alexanders groepsmoraal? Volgens Gommert heeft ze in dat opzicht wellicht ook ‘fout’ gehandeld want de bedrogen echtgenoot kan door het lint gaan en de echte vader aanvallen, en dat maakt de groep instabiel. Om dat te voorkomen zou de groep de vrouw tot compensatie kunnen dwingen. In de 17e en 18e eeuw, toen religie nog de moraal aanreikte, gebeurde dat ook zo (zo beweert Gommert). Maar ‘anno nu’ (en hij doelt op de rechterlijke uitspraak) ‘valt de keuze echter uit in het nadeel van de man. (…) Mogelijk is het effect op de groepsstabiliteit niet meer zo groot.’ Om daar vrijwel direct, volstrekt tegenstrijdig, op te laten volgen dat we ‘moeten constateren’ dat de afstand tussen rechtsregel en biologische moraal ‘groter lijkt geworden.’

De rechtspraak wordt hier dus gelijkgesteld aan het formuleren van de groepsmoraal. Twee bezwaren. Ten eerste heeft deze definitie van groepsmoraal niks evolutionairs en ‘oerouds’ meer, ze wordt gewoon op ieder moment ter plekke geformuleerd. En ze verandert. Onze groepsmoraal heeft blijkbaar weinig met onze biologie te maken. Adieu Alexander.

Maar deze vergissing is het volg van een andere, en dat is mijn tweede bezwaar: Gommert verwart wetgeving met moraal. Dat zijn totaal andere zaken. We kunnen in de rechtbank geen moraal ‘oppikken’ of ‘aflezen’. Een rechtbank formuleert geen moraal (zoals de uitspraak van de rechter ook aangeeft). Als de rechter gesproken heeft, hebben we van hem geen moreel oordeel ontvangen, en kan iedereen nog steeds zijn eigen moreel oordeel daarover geven.

Merkwaardige draai

Gommert besluit zijn essay met de conclusie dat de christelijke moraal van vroeger ook alleen maar ‘een middel [was] om destabiliserende factoren tegen te gaan’, en dat in deze eeuw ‘het menselijk genoom’ de bron van dezelfde normen ‘zal moeten zijn’. Het eerste deel van deze conclusie lijkt me uiterst bedenkelijk. Dat ene magere voorbeeld dat hij geeft, zegt niks en is volgens mij uit de lucht gegrepen. En het idee dat ons genoom onze moraal ‘zal moeten’ aanreiken, is een uiterst merkwaardige draai. Volgens zijn held Alexander doen onze genen dat immers allang.

Tot slot, stel dat Gommert zich aan de opdracht had gehouden en het over onkunde had gehad. Domheid, zogezegd. Mogen we de dommen uitbuiten? Goeie vraag. Maar op die vraag heeft de eerste en meest radicale evolutionaire moralist een eeuw geleden al een antwoord gegeven. Friedrich Nietzsche. Die zei: Jazeker! Dat mag! Nee, dat moet! Want stabiliteit van de groep is geen waarde op zich. De groep heeft een hoger doel dan stabiliteit, namelijk MIJN voortbestaan verzekeren. Alleen een groep die voortdurend slimmer, sterker, scherper wordt wint de strijd om het bestaan. En als evolutie ‘goed’ is, moeten we haar een handje helpen. Dat betekent dat de dommen in de groep rücksichtslos aan de kant gezet moeten worden. In Nietzsches woorden: Wass schon fält, muss Man Stossen. U vindt dat moreel verwerpelijk? Ik zei het toch: biologie levert ons geen moraal.