Ik wil het eens hebben over een van de mooiste resultaten van evolutie: de trade-off. Het is niet te zien, maar toch overal om je heen: de relatie tussen optimale prestatie en minimale kosten. Neem DNA replicatie. Menselijk DNA vermenigvuldigt zichzelf met een snelheid die niet heel snel is, maar ook niet heel langzaam (ongeveer 50 nucleotiden per seconde). Er treden wel wat mutaties op, maar niet genoeg om meer dan een enkeling ziek te laten worden.

De perfecte trade-off dus: het repliceren duurt niet eindeloos om geen enkele fout toe te staan, maar laat precies zoveel fouten toe dat het grootste deel van de bevolking aan reproduceren toe komt (bij bacteriën, die veel korter leven, is de replicatiesnelheid dan ook veel hoger – en dus met meer fouten. Daarom evolueren die ook sneller). Dat we tegenwoordig zoveel kankers en andere ouderdomskwalen hebben, komt omdat de trade-off ontstaan is in een tijd dat we nog geen 80 werden.

Een andere mooie is de kies van olifanten. Die kies slijt af vanwege de structuur ervan in combinatie met het vele gemaal en gekauw. Dat is vervelend als je 300 jaar oud wilt worden, maar de kiezen van die dieren houden het nu lang genoeg uit om te reproduceren en soms een rol als grootmoeder te spelen, en daarna is het op en sterven ze. Als het niet toereikend was geweest voor de evolutionaire taak die olifanten moeten uitvoeren in hun leven was er een andere oplossing geëvolueerd. Maar zoals de kies nu is, is hij niet ‘perfect tegen hoge kosten’, maar ‘goed genoeg tegen minimale kosten’.

De trade-off heeft enorm veel inspiratie te bieden voor de mensheid, en toch wordt hij de laatste tijd grotendeels genegeerd in een gebied waar ik me aan erger: risicomijding.

Kort gezegd accepteren we tegenwoordig geen ongelukken meer. Het ‘goed genoeg’ voldoet niet meer, en we willen alles perfect afgeschermd hebben. Nooit meer risico! Wat een utopie. Wat veel mensen zich niet realiseren is dat geen enkel risico helemaal af te wenden is, maar dat daarbij de kosten per gespaarde eenheid (mensenlevens bijvoorbeeld) enorm snel toenemen met de genomen maatregelen die die eenheden moeten beschermen.

Voorbeeld. Moeten we ons in blijven zetten om het al sterk gedaalde aantal alcohol-doden in het verkeer helemaal tot 0 te krijgen? Of kunnen we de stijgende kosten om dat – misschien – voor elkaar te krijgen niet beter ergens anders voor gebruiken? Meer nachttreinen ofzo? Want zullen er niet altijd een paar mensen zijn voor wie voorlichting en gezond verstand met betrekking tot autorijden eeuwig buiten bereik blijven?

Nog een voorbeeld. We fokken er lekker op los met zijn allen en wonen in een dichtbevolkt land. Dan is de kans op een epidemie met grote impact enorm – zeker wanneer je internationaal vliegverkeer en andere katalysatoren meeneemt. Maar dreigt er iets, zoals de Mexicaanse griep, dan eisen we meteen dat de regering miljoenen vaccins gaat inslaan. Want stel je voor dat er iemand sterft aan een ziekte! En zo gaat het met veel aandoeningen.

In plaats van dat we accepteren dat sterven een natuurlijke gang van zaken is, en dat er dus een trade-off is tussen de prijs die je betaald voor die extra paar jaar leven en de kwaliteit/productiviteit ervan, proberen we elke ‘onnatuurlijke’ doodsoorzaak zoals kanker, griep of MRSA uit te bannen zodat iedereen straks sterft aan ‘ouderdom’, whatever that may be.

Ik denk dat we eens een stapje terug moeten doen, de trade-off van onze wens moeten erkennen, en moeten gaan nadenken over al die miljarden die we uitgeven aan het afwenden van het onafwendbare. Misschien moeten we meer op dat optimum van de trade-off gaan zitten, en onze moeite beperken tot de gevallen waarin bijvoorbeeld dure genezing echt zin heeft, zoals kinderen en jonge mensen. En al die miljarden die overblijven gaan we gebruiken om de verpleegster wat meer tijd te geven om een praatje te maken met mevrouw Jansen, die geen familie meer heeft. Ofwel: “Let’s add more life to our years, instead of adding more years to our life”.