Terwijl half Nederland droomt van een zangcarrière, al dan niet uitgedost in een Zorro-apenpakje, maakt men zich in de Bible Belt grote zorgen om de funeste invloed van al die aanstormende artiesten. Vorige week kwamen in Doorn 1500 gereformeerde jongeren bij elkaar om te luisteren naar Koos de Jong. Koos is een ex-dj en een ex-alcoholist, en inmiddels een herboren christen. Het zijn allemaal niet echt wat je noemt beroepen, maar Koos heeft op zijn lijdensweg iets belangrijks ontdekt. Popmuziek is een wapen van de Satan, vertelde hij zijn gehoor (zie de Volkskrant van 29 december). Met popmuziek heeft de Satan ‘een machtige troef in handen om zo jouw hoofd vol te pompen met zijn gedachtegoed.’
U denkt aan heftige hard rock, galgen op het podium en achteruit gedraaide Beatle-singletjes. Maar Koos zoekt het veel dichter bij huis. Zelfs onze eigen doodgewone Jantje Smit behoort volgens hem tot de duivelse influisteraars. Een lied getiteld ‘Hemel is hier’ kan natuurlijk nooit heilzaam zijn. Als de hemel niet bestaat, dan is het voor jou niet te laat, zingt Jantje. Bij zo veel twijfel zou men enig medelijden verwachten, iets in de geest van de Bergrede. Maar in Doorn was men niet in de stemming. En geef ze eens ongelijk.
Kunstenaars zijn niet te redden. De Amerikaanse psychiater Nancy Andreassen ondervroeg ooit dertig schrijvers, en stelde vast dat 24 van hen aan een gevoelsstoornis leed, en dertien aan een bipolaire stoornis. Tien waren alcoholist. Collega Felix Post onderzocht de levensloop van 291 beroemde wetenschappers, schrijvers, dichters en meer van dat soort volk, en constateerde dat ze allemaal gestoord waren en de schrijvers nog het meest. Zeventig procent van hen was depressief. De grootste studie op dit terrein is die van Arnold Ludwig, die duizend biografieën doorploegde en constateerde dat schrijvers en dichters op eenzame hoogten staan als het gaat om depressies, zuipen en zelfmoord. Onderzoek naar popsterren is er niet, hoogstwaarschijnlijk omdat dat gelijkstaat aan het intrappen van een open deur.
Hieruit zijn wijze levenslessen te distilleren. Ten eerste natuurlijk, voor Koos en zijn volgelingen, dat kunstenaars inderdaad van de Satan zijn. Want gek zijn is misschien wel bezeten zijn. Ten tweede, voor ongelovigen, dat biografen meedogenloze muckrakers zijn die alle geruchten opschrijven, en dat psychiaters gekken zien waar ze gekken wìllen zien. Ten derde – voor kunstenaars – dat een kunstenaar moet lijden om grote kunst te kunnen scheppen. Ten vierde – voor gewone mensen – dat het kunstenaarschap een dermate frustrerend bestaan is dat de waanzin vrij snel op de loer ligt. En ten vijfde – en dat lijkt me de belangrijkste les – dat het niet zo erg is als u in het nieuwe jaar, ondanks alle goede voornemens, niet in staat bent van de drank en de drugs af te blijven. Wellicht heeft de Satan een schitterende carrière voor u in petto.