De uitnodiging klonk niet zozeer als een vraag, maar meer als een mededeling: wanneer ik op welke plek werd verwacht. Er is een nieuwe vereniging voor wetenschapscommunicatie in oprichting, vernam ik. Dan en dan, daar en daar, we hopen dat je erbij bent.

‘Wetenschapscommunicatie’. Nu wantrouw ik sowieso altijd woorden van meer dan vijf lettergrepen, maar met wetcom is nog iets de hand. Een jaar of tien, twintig geleden bestond het nog helemaal niet.

‘Opeens krijg ik een heldere gedachte’, floepte ik eruit op Twitter. ‘Als we alle wetenschapscommuncatie nou eens afschaffen?’

Ik ken veel bekwame en aardige mensen in de wetenschapscommunicatie die ik van harte het allerbeste gun; heus, dat is het niet.

Maar laten we de kleren van deze keizer eens wat nader bekijken. En ik hoop dat u, wetcommer, mij daarna vooral op aardige en bekwame manier op andere gedachten communiceert.

 

Eérste kledingstuk: Waar komen ze vandaan?
Einstein had geen afdeling wetcom, en ook de universiteiten hadden tot voor kort geen wetenschapscommunicatoren in dienst.

Dat zegt al: de wetcombusiness is niet ontstaan uit een of ander moverend belang voor het onderzoek, maar ten minste deels uit motieven die met wetenschap geen lor te maken hebben.

Zoals de overheid, die eind jaren negentig in paniek raakte over het achterblijven van het aantal bèta’s. Dus kreeg de Tweede Kamer een idee: wetenschapscommunicatie.

Er kwam geld en er kwamen werkgroepen en er kwamen cursussen en zzzzzp, wég was het bètascholierentekort.

Maar de wetenschapscommunicatie, die bleef.

 

Tweede kledingstuk: de universiteiten
De invasie der wetenschapscommunicatoren werd mede mogelijk gemaakt door de universiteiten.

In de jaren negentig kregen die in plaats van vakgroepen en een democratisch zelfbestuur beroepsmanagers van buiten, die niets van wetenschap snapten. Ze moesten voortdurend worden bijgepraat. En er kwamen overkoepelende instituten en onderzoeksscholen: moest er nog meer worden gewetenschapscommuniceerd.

Wat ik ook uit de eerste hand weet: de managers vonden die wetenschappers maar een stelletje autisten, waarmee je niet voor de dag kunt komen als je bijvoorbeeld geld moet lospraten bij een bedrijf of overheid. Leer eens fatsoenlijk communiceren, heet het dan al snel. De communicatie moest worden geprofessionaliseerd. Door ‘communicatieprofessionals’ natuurlijk.

Zo zijn er nog wat valse nevenmotieven. De wetenschappers moesten zich meer toespitsen op hun ‘kerntaken’. Er kwamen websites die moesten worden volgecommuniceerd. En men ontdekte dat een master ‘wetenschapscommunicatie’ studenten trekt.

Dat zijn al snel vijf redenen die stuk voor stuk niets met wetenschap te maken hebben. Het gaat hier om iets anders: de verwording van de universiteiten tot gelikte bedrijven, met een front office en een back office en een ‘ondersteunend apparaat’ en natuurlijk een afdeling external affairs.

Wetcom dus. Zoals ook Philips een afdeling heeft van mensen die het product van de fabriek moeten verkopen.

 

Derde kledingstuk: spin
Laat ze lekker mal doen met elkaar, zou je zeggen.

Er is één probleem: wetenschap is geen fabrieksproduct, maar een proces. Wetenschap is een georganiseerde manier om vragen te formuleren, niet om snelle antwoorden te geven.

Dat verhoudt zich niet altijd even goed met de wetcombusiness, bleek in een recente analyse van 70 medisch-wetenschappelijke persberichten. De helft stelde de resultaten veel te mooi voor. En de buitenwereld neemt het over: van de bijbehorende mediaberichten bevatte opnieuw de helft spin, ‘doorgaans van hetzelfde type als geïndentificeerd in het persbericht.’

De wetcom zorgt misschien wel voor méér doorstroming van wetenschap naar de maatschappij, maar niet noodzakelijk bétere doorstroming. Wetenschapscommunicatie heeft de neiging de werkelijkheid te verdraaien.

 

Vierde kledingstuk: creep
En er is zoiets als ‘wetcom creep’, het stilletjes uitdijen van het begrip wetcom.

Ooit was het communiceren over wetenschap uitgesmeerd over verschillende instanties: voorlichter, journalist, leraar, marketeer, museum, onderzoeker. Dat valt nu allemaal onder ‘wetenschapscommunicatie’.

Dus klinken ook de wetten van de wetcom overal door.

Neem de wetenschapper, toch een beetje het lijdend voorwerp in het geheel. Nuances aanbrengen, mitsen en maren benoemen? Kom zeg, doe dat maar tegen je vakgenoten.

Je moet je onderzoek kunnen verkopen in elevator pitches, en er op het ritme van mooie plaatjes een TED-talk of een DWLD-praatje over kunnen houden. Soundbites en kekke demonstraties zijn in de plaats gekomen voor slagen om de arm en prudentie.

Leuk hoor allemaal, maar het heeft een keerzijde.

Soms ontmoet ik onderzoekers die hun werk domweg niet aan de man brengen, omdat ze dan terecht zouden komen in een wereld van communicatieprofessionals waarin ze zich absoluut niet thuis voelen.

Sterker nog, soms houden de wetcommers de wetenschapper expres weg van de buitenwereld. ‘We worden vaak gewaarschuwd voor journalisten’, fluisterde een onderzoekster me laatst in.

Gelukkig wordt wetenschapsjournalistiek op de opleidingen en in het dagelijks taalgebruik steeds vaker gewoon tot de wetenschapscommunicatoren gerekend.

Dat houdt het wel zo overzichtelijk, bij de afdeling corporate communicatie van de BV Wetenschap.

 

De keizer
Ooit waren de universiteiten knusse eilandenrijkjes waren waar de hoogleraren gezellig bakkeleiden.

Tegenwoordig zijn het gelikte bedrijven, die niet schromen astronauten, politici of andere BN’ers een leerstoel te geven en die hun mediagetrainde onderzoekers met spekkoek en appelboor erop uit sturen om hun vak aan de man te brengen.

Is dat winst? O, vast. Hoe meer de wereld doordrongen raakt van wetenschappelijk onderbouwde kennis hoe beter, is ook mijn overtuiging.

Maar de keerzijde is dat er een buitenkant is ontstaan, een etalage vol schreeuwerigheid die het zicht op de inhoud beneemt. Bij wetenschapscommunicatie ligt de nadruk op zenden. Op hapklare prefab boodschappen, op reclame, en op ‘leuk’.

Mooier dan Volkskrant-columnist Hans van Maanen het schreef in een brief aan socioloog Tom ter Bogt kan zelfs ik niet foeteren:

‘Dat is het ergerniswekkende in de huidige wetenschap en de wetenschapscommunicatie. Men overspeelt voortdurend zijn hand. Nu eens zijn het ‘de frisdrankautomaten die nu ook maar echt weg moeten’ omdat kinderen in een experiment met suikervrije frisdrank in anderhalf jaar een kilo minder waren aangekomen, dan weer is ‘tomatenketchup goed voor hart en bloedvaten’ omdat een stofje in een reageerbuis het goed doet met een ander stofje.’

Vorm boven inhoud. Het leukste verhaal boven het beste onderzoek. Het is een klimaat waarin de gladste prater wint en de rest maar saaie zeurpieten zijn, mensen die niet met hun tijd meegaan.

De economie heeft de wetenschap in een houdgreep, de beroepsmanagers en communicatieprofessionals hebben de academische en journalistieke vrijheid gegijzeld.

‘Wetenschapscommunicatie’. Met een woord dat je kunt afkorten tot WC, zit het publicitair sowieso al niet goed.