In de jaren veertig verzamelde de Amerikaanse overheid de knapste koppen van het land in Los Alamos. Daar startten ze in het grootste geheim het Manhattan Project, dat uiteindelijk zou leiden tot de bouw van de eerste atoombommen.

Een van de opgetrommelde genieën was de natuurkundige Richard Feynman. Feynman verklaarde later dat Los Alamos extreem saai was. Omdat het project een top secret status had, was het terrein volledig geïsoleerd van de buitenwereld. ‘There wasn’t anything to do there’, klaagde Feynman achteraf.

Toch wist de natuurkundige zichzelf bezig te houden. Hij pikte een hobby op: recreatief kluizen kraken. Bij een geheim project als de Manhattan Project waren immers genoeg kluizen aanwezig om op te oefenen. Alle papieren over de atoombom lagen veilig achter slot en grendel.

Althans, dat dacht de leiding van Los Alamos. Ondertussen haalde Feynman in zijn kantoor zijn kluis uit elkaar om erachter te komen hoe het ding werkte. Zodra hij dat doorhad, begon hij de geheime documenten van zijn collega’s te stelen. Hij leverde de papieren vervolgens bij zijn collega’s af met de nuchtere melding dat ze toch echt eens iets aan hun beveiliging moesten doen.

‘Het duurde wel anderhalf jaar voordat ik elke kluis kon kraken,’ beschreef Feynman jaren later in het boek Surely you’re joking Mr Feynman, ‘Maar goed, ik moest dan ook tegelijkertijd aan de bom werken.’

Na dat anderhalf jaar had Feynman alle combinaties netjes genoteerd in een schrijfblok die hij in een onafgesloten la in zijn kamer bewaarde. Onverstandig? Waarschijnlijk meer dan hij ooit had gedacht. Later bleek dat de enige spion in het Manhattan Project een zekere Klaus Fuchs was. Feynmans kamergenoot. Gelukkig kwam Fuchs nooit op het idee om zijn buurmans la open te trekken.

In bovenstaande video ontdek je hoe Feynman het kluiskraken onder de knie kreeg.