Meten of mensen een bepaalde genvariant hebben, vergt een dure laboratoriumanalyse. Onderzoek aan Berkeley laat zien dat het soms goedkoper kan, de beoordelaar hoeft de persoon slechts twintig seconden op video te bekijken.

Dat waarnemen volstaat om na te gaan welke genvariant iemand heeft, is bewezen aan de hand van een gen dat codeert voor de receptor van het knuffelhormoon oxytocine. Het idee is dat bij een bepaalde variant van die receptor mensen meer empathisch zijn, zich beter inleven in anderen. Kortom, ze hebben een sterkere knuffelfactor. Onderzoeksleider Aleksandr Kogan: ‘Mensen kunnen geen genen zien, dus er moet iets aan de hand zijn dat ze deze genetische verschillen kunnen herkennen.’

Sympathieker
Het is nu niet direct iets wat je in een oogopslag ziet, maar 20 seconden lijkt mij best kort voor zo’n gen-analyse, daar heeft een laborant beduidend meer tijd voor nodig. In dit geval hadden psychologen in Berkeley video-opnamen gemaakt van mensen die luisterden naar een hartverscheurend verhaal dat hun partner vertelde. Op basis van de gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal van die mensen moesten beoordelaars aangeven of iemand betrouwbaar, aardig en meelevend overkwam. Er waren ook DNA-monsters van die luisteraars verzameld. Na afloop van de testen bleek dat wie het GG-genotype had – met op beide chromosomen een receptor-gen van het sterker werkende G-type – inderdaad betrouwbaarder, sympathieker en meer medelevend overkwam. Ze knikten vaker, hadden meer oogcontact met hun partner, lachten vaker en kwamen openhartiger over.

Daarmee onderscheidden ze zich van de mensen die op hun chromosomen een of twee receptor-genen van het A-type hebben. Kogan benadrukte dat mensen met die twee andere genotypen, AG of AA, niet minder sympathiek zijn. Dat is in ieder geval voor zijn laagscorende proefpersonen een opluchting. Eerder onderzoek had aangetoond dat mensen met het GG-genotype zich beter kunnen inleven in iemand anders’ emoties. Nu blijkt dus dat dit ook van hun valt af te lezen.

De invloeden van het hormoon oxytocine zijn welbekend. Het wordt afgescheiden in het bloed en de hersenen en de effecten ervan staan voor sociale interactie, romantische liefde en hechten aan medemensen. Nu rijst natuurlijk de vraag of er niet meer genen zijn die invloed hebben op ons gedrag en waarvan het genotype zich gemakkelijk laten aflezen. Ik neem tenminste aan dat er meer hormoonreceptoren zijn die zowel in krachtige als zwakke varianten voorkomen.

Presidentskandidaat
De receptor van het slaaphormoon melatonine vergt wellicht een filmpje van iemand die indut en voor de receptor van het hongerhormoon ghreline film je iemand als die in het restaurant lang moeten wachten op de maaltijd. En voor de receptor van testosteron? Dat vereist denk ik opnamen van iemands lichaamstaal bij een flinke ruzie, of natuurlijk op de tribune bij Ajax-Feyenoord. Als dit soort bepalingen enige klinische relevantie hebben, kan een ziekenhuis de kostbare DNA-meetapparatuur vervangen door camera en beeldscherm. De laborant kan plaatsmaken voor een tiental soapliefhebbers – die hebben ongetwijfeld zelf het GG-genotype, omdat ze zich helemaal in dramatische gebeurtenissen kunnen verliezen.

In het persbericht van Berkeley melden de onderzoekers ook dat het onderzoek de weg effent voor gentherapie voor mensen die niet aardig en innemend overkomen. Dat maakt de timing van dit onderzoek opmerkelijk. In de aankomende race naar het presidentschap van de VS is zo’n therapie voor sommige kandidaten de moeite van het proberen waard. Als een presidentskandidaat met een hoge knuffelfactor blundert, zal de kiezer dat eerder vergeven en vergeten.