Een mailtje van de crèche, of ik – als moeder van een kind van drie – mee wil doen aan wetenschappelijk onderzoek. Maar de vragenlijst blijkt te moeilijk voor mij.

Eindelijk kreeg ik de kans om wat terug te doen voor de wetenschap, waar ik als wetenschapsjournalist al jaren op teer. In een mailtje vroegen de universitair pedagogen of ik een vragenlijst wilde invullen en een scan wilde maken van de handen van mijn kind. Dit voor een studie naar wat een normale sociale ontwikkeling is voor een kind van drie. Die scan van de handen is om de verhouding tussen wijs- en ringvinger te kunnen meten; dat zegt iets over het testosterongehalte in de baarmoeder. Google ‘lengte vingers’ en er gaat een wereld voor je open, compleet met horoscoopachtige teksten als ‘vrouwen die een langere ringvinger hebben neigen vaker naar professioneel succes’. That’s me, maar dat terzijde.

Appeltje eitje allemaal, leek me, maar wat viel die vragenlijst tegen. Het begon al bij de simpele feiten: ik wist niet hoe zwaar mijn dochter is en niet wat ze bij de geboorte woog. Hoe lang ze toen was – ook al geen idee, maar dat was niet mijn schuld. Pasgeboren baby’s worden niet meer gemeten. Maar weet niet invullen kon niet. Dus gokte ik haar gewicht, en vulde ik een overduidelijk onzinnig getal in bij haar geboortelengte.

Achteraf was dat nog het makkelijke deel. Want toen kwamen de vragen over haar sociale ontwikkeling. De keus was steeds niet waar, soms waar, dikwijls waar en bijna altijd waar. Ik weet niet wat ik had verwacht. Waarschijnlijk vragen als ‘logeert uw kind wel eens’, ‘plakt het aan uw broek als u het naar de crèche brengt’ en ‘heeft het driftbuien’? Maar oh nee. De wetenschap is tientallen keren moeilijker dan ik dacht.

Beseft wanneer hij/zij te dicht in de buurt is bij iemand of in iemands persoonlijke ruimte binnendringt.

Mmm. Soms probeer ik een boek te lezen en springt ze boven op me. Bij de kassa duwt ze mensen soms opzij. Bedoelen ze dat soort dingen?

Heeft het moeilijker dan andere kinderen met veranderingen in zijn/haar routine.

Tja. Ik heb een driejarige die van routine houdt. Ze wil graag weten waar ze aan toe is. Zo moet ik ’s avonds altijd even vertellen wat we die dag hebben gedaan, anders wordt ze verdrietig. Maar in vergelijking met andere kinderen? Ik gok soms waar. Of toch dikwijls waar?

Heeft moeite om mee te komen in het normale verloop van een interactie met andere kinderen.

Zouden mensen zonder opleiding deze zin begrijpen? Niet jouw probleem, Anouck, jij hoeft alleen maar die vragenlijst in te vullen. Soms waar maar weer eens, aan dat antwoord kan ik me geen buil vallen. Volgende vraag.

Kan gesprekken van oudere kinderen en volwassenen inhoudelijk niet volgen.

Nee, duhhuh. Gisteren nog, dat gesprek over de hypotheerrenteaftrek. Haakte ze volledig af. Soms waar maar weer. Zou dit misschien een controlevraag zijn? Dat ze iedereen die ‘niet waar’ antwoordt eruit smijten? Want die liegen. Natuurlijk kunnen driejarigen gesprekken van volwassenen inhoudelijk niet altijd volgen.

En zo ging het door. En ik kreeg het gewoonweg niet voor elkaar om die vragenlijst in te vullen. Ik twijfelde, ik wist het niet – maar weet niet bestond in dit onderzoek niet als optie.

Uiteindelijk schreef ik een mailtje aan de onderzoekers dat ik de vragenlijst te moeilijk vond. Ik trok me terug uit het onderzoek: beter geen data, dan slechte data, leek me. Daar ging mijn bijdrage aan de wetenschap. Maar het laat me niet los: wat zouden al die andere ouders invullen? Kan je sociale ontwikkeling met vragenlijsten alleen wel meten? Schatten ouders hun kinderen niet te hoog in? Zouden crèchekinderen oververtegenwoordigd zijn in het onderzoek en hoe corrigeer je daar dan voor? Dat zou ik nou willen weten. Als het onderzoek klaar is, toch maar eens de publicatie lezen.