Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun hele carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Bastiaan Rijpkema, rechtsfilosoof bij de Universiteit Leiden.

‘Mijn discipline, rechtsfilosofie, valt of staat met een goede, strak afgebakende vraag. Daar moet je lang naar zoeken, het is je gereedschap. Zodra je die vraag hebt, heb je een bril op waardoor je alles gaat bekijken. Voor mij zat die vraag in iets waarvan ik eerst dacht dat het hoogstens een eerste hoofdstuk van mijn proefschrift zou zijn. De vraag naar de weerbare democratie: mag een democratie antidemocratische partijen verbieden?

Ik raakte volledig verslingerd aan die vraag. Er bleek van alles te ontbreken. Er werd in de literatuur ook over geklaagd: hoe kan het dat Europese democratieën partijen verbieden, maar dat er geen heldere theorie bestaat over waarom dat eigenlijk zou mogen? Dát wilde ik oplossen.

Bastiaan Rijpkema
Rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema van de Universiteit Leiden.

Op mijn werkkamer in Leiden bestudeerde ik de oratie van George van den Bergh over antidemocratische partijen uit 1936. Een prachtige, wat vergeten tekst. Weggestopt in drie alinea’s werpt hij een geweldig idee op: democratie draait om zelfcorrectie, besluiten kunnen terugdraaien. Dat spoor verlaat hij zelf uiteindelijk, maar het werd het beginnetje van mijn eigen theorie. Daarin staat de bescherming van democratische zelfcorrectie centraal. Het leidde tot veel vragen: wanneer komt zelfcorrectie in gevaar? Wanneer moet je ingrijpen? Werken partijverboden? Al die vragen komen samen in mijn boek Weerbare democratie.

Als ik met die bril op naar de Nederlandse situatie kijk, ben ik redelijk optimistisch. Ons systeem is gunstig. Het dwingt om water bij de wijn te doen. Het is onmogelijk om in je eentje te regeren. Het meerpartijenstelsel is, ondanks de soms lange formaties, geweldig voor de democratie.’