Vanaf woensdag verdedigt wereldkampioen Lee Se-dol de menselijke eer tegen een Google-computer. De Russische schaakgrootmeester Garry Kasparov, die in 1997 een beroemde nederlaag leed tegen supercomputer Deep Blue, analyseert de ongelijke strijd tussen mens en machine.
Mijn twee wedstrijden tegen de schaak-supercomputer Deep Blue in 1996 en 1997 werden ‘de laatste oprisping van het brein’ genoemd. Men vergeleek ze met van alles en nog wat, van de maanlanding tot de Terminator-films. Ik won de eerste keer, maar verloor de – uiteraard veel beroemdere – tweede wedstrijd. Op dat punt besloot IBM het project stil te zetten.
Telkens wanneer een vergelijkbare tweestrijd de krantenkoppen haalt, duikt mijn naam overal op. Nu is er weer zo’n vlaag, doordat Google-computer AlphaGo het deze week opneemt tegen go-wereldkampioen Lee Se-dol uit Zuid-Korea. Eerder had AlphaGo de beste speler van Europa al met 5-0 verslagen. Ik speel dit oeroude Chinese bordspel niet, dus ik ben niet bij machte om de uitkomst te voorspellen, maar ik weet wel wat er afhangt van het resultaat en wat de toekomst in petto heeft voor go.
Blinde vlekken
Computers blinken uit in foutloze berekeningen. Ons brein excelleert juist in algemeenheden, langetermijnplanning en het toepassen van overkoepelende thema’s op nieuwe omstandigheden. Dit contrast zorgt voor interessante strijdtonelen in het korte tijdsbestek dat mens en machine aan elkaar gewaagd zijn. Bij schaken was dat twintig jaar geleden het geval, bij go is dat blijkbaar nu zo.
Vroege schaakcomputers hadden blinde vlekken en zwakheden die eenvoudig benut konden worden. Het is verleidelijk om, in plaats van een normaal spel te spelen, alleen maar deze zwakten aan te vallen. Ik kon die verleiding tegen Deep Blue niet weerstaan.
Slechtste potje uit mijn carrière
Denksporten zoals schaken en go vereisen intense concentratie. Als je focus wordt verstoord doordat je een computer in de val wilt laten lopen, kan dat ertoe leiden dat je uiteindelijk jezelf benadeelt, door zetten te doen die objectief twijfelachtig zijn. Zodra machines sterk genoeg zijn, straffen ze dit soort zetten af.
Maar de belangrijkste ongelijkheid tussen vlees en silicium is het kosmische machinevoordeel van onophoudelijke consistentie. Computers maken geen grote blunders, niet bij schaken in elk geval, waar een mens altijd slechts één slippertje van een ramp is verwijderd. Geen enkele machine kampt met nonchalance, angst of uitputting. Toen ik in 1997 de beslissende zesde partij van Deep Blue verloor, stond ik onder hoge druk. Dat was aan mijn spel af te lezen. Het was het slechtste potje uit mijn carrière.
Donkere wolken
Afgezien daarvan was het een opwindend duel. Het was het slotstuk van een periode waarin mensen het spel mechanisch wilden beheersen. Die periode begon met de 18e-eeuwse nepschaakmachine ‘De turk’. Vandaag de dag vertegenwoordigt AlphaGo een machine learning-project met praktische toepassingen in kunstmatige intelligentie, dat wereldwijde aandacht verdient.
Se-dol is misschien zo veel beter dan AlphaGo dat menselijke onvolkomenheden nog niet beslissend zullen zijn. Go heeft bovendien per beurt veel meer mogelijke zetten dan schaken en is minder dynamisch – factoren die machinaal succes tegenwerken. Maar ik ben bang dat donkere wolken zich samenpakken. Tegenwoordig zou een fatsoenlijke laptop met een gratis schaakprogramma Deep Blue en alle menselijke grootmeesters verpulveren. De sprong van voorspelbare en zwakke schaakcomputers naar meedogenloze machines duurde slechts een dozijn jaar.
Go, het is vijf voor twaalf.
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees verder: