Wanneer kun je het beste stoppen met daten? Moet je blijven zoeken naar de ware, of je al gauw tevreden stellen met de partner die je hebt? Gelukkig biedt de wiskunde een oplossing voor dit probleem.
Beide methoden hebben hun nadelen. Als je te snel settelt, ben je de optimale partner waarschijnlijk nog niet tegengekomen. Maar als je heel veel relaties verbreekt, is de kans op een gegeven moment zeer groot dat de beste keus al achter je ligt.
De Britse wiskundige Hannah Fry legde in februari 2015 in een TED-Talk uit dat je bij het zoeken naar een partner de optimale-stoptheorie moet toepassen. Dat houdt in dat je de eerste 37 procent van alle mogelijke partners laat lopen, om vervolgens te gaan voor de eerstvolgende optie die beter is dan alle voorafgaande.
Als je bijvoorbeeld hooguit tien jaar wil daten, moet je 3 jaar en 255 dagen lang iedereen afwijzen en daarna trouwen met de eerste partner die meer te bieden heeft dan de afgewezenen. Op die manier maximaliseer je de kans dat de uiteindelijke partner de optimale keus is.
Natuurlijk zitten er wat haken en ogen aan deze strategie. De ideale partner kan bijvoorbeeld in de eerste 37 procent hebben gezeten – de kans daarop is logischerwijs 37 procent. In dat geval komt er daarna niemand die diegene overtreft en ben je gedoemd in eenzaamheid te sterven. Ook kunnen de eerste 37 procent louter slechte partners bevatten, zodat je jezelf automatisch verbindt aan de eerstvolgende middelmatige optie, terwijl je beter nog even had kunnen wachten.
Toch is er statistisch gezien geen betere strategie. Bovendien blijken veel mensen de optimale stoptheorie onbewust te volgen. Op hun dertigste zijn de meeste relatiezoekers immers een stuk minder kieskeurig dan tien jaar daarvoor. Volgens Fry bewijst dat eens te meer dat elk menselijk brein voorgeprogrammeerd is om het leven zo nu en dan wiskundig aan te pakken.
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees ook: